'

BIMBAMBEIEREN

 

01

Godverdomme. Mauwerik Goethals herhaalt het, nog krachtiger, tussen zijn opeengeklemde gebit door: godverdomme. Hij daar aan de overkant, met zijn bakkes als een ineengezakte soufflé, haat hem wederzijds. Hij doet alsof hij Mauwerik niet ziet, met zijn pokkenrug naar hem toe gekeerd, maar zijn vernietigende blikken stralen zo hard door de weerkaatsing van het etalageraam van chocolaterie Smikkel & Wikkel heen dat net zo goed het glas kan barsten en de chocolade als furieuze lava de straat op kan stromen. Mauwerik staat nadrukkelijk in giraffenstand wijdbeens en breeduit gestut door zijn krukken zijn ogen in Ronny’s rug te hebben. Diens uniformdonkerblauwe jeans pampert als een te ruim hoeslaken zijn reet, waaruit om de haverklap scheten opstijgen, want Ronny is een schijtlijster. Steekt Mauwerik de straat over? Nee. Hij blijft genadeloos in spreidstand staan aan de rand van het trottoir aan wat voor Ronny de gespiegelde overkant is en nagelt die vermaledijde stadsdichter met zijn ogen aan dat smikkelvenster vast, gekroond en wel met de halve cirkel van Smikkel & Wikkel boven diens kalende kruin.

Mauwerik Goethals is hier niet de mindere omdat hij naast de positie van stadsdichter greep en bovendien momenteel op krukken hupt. Ronny verdient het niet. Mauwerik is een betere dichter dan die talentloze rijmelaar daar. Stadsdichters kunnen geen Ronny heten. Godverdomme, hij houdt het lang vol. Mauweriks knokkels zien wit omdat hij veel te hard in de handgrepen van zijn krukken knijpt. Niet nodig. Rustig. Tover een grijns op je snoet. Laat geen Ronny met een wijde jeansreet je leven bepalen.  

Een dokter met een adellijke achternaam heeft zijn enkelbreuk verkeerd behandeld, waardoor hij al drie maanden lang op krukken rond stuitert. Hij komt terug van een second opinion gesprek, maar het is te laat om er nog iets aan te doen. Hij moet nog minstens een maand als giraffe rondhuppen; daarna wordt het een lange revalidatie. Het vlees aan zijn voet heeft een lijkkleur gekregen, want die adelborst klemde hem al van bij de aanvang van het euvel veel te stevig in het gips. Zijn linkerpoot vertoont ademnood. Ja, Mauwerik bekent ootmoedig: op een avond is hij verkeerdelijk verstrengeld met zichzelf en de spijlen van een barkruk op de grond gekukeld, gevolgd door naargeestig gekraak onder aan zijn linkerbeen. Op miraculeuze wijze kon hij nog zichzelf – elke hulp heldhaftig afslaand – over de parking naar zijn auto slepen, zijn vege lijf met de kaduke poot erin hijsen en de drie kilometer naar huis rijden. Meer zat er niet in. Lotte takelde hem naar de passagiersstoel over en reed hem naar de spoedeisende hulp van De Samaritaan in Walrijk.

Hier staat hij nu: vierpotig. En aan de overkant… Merde, scheisse: Ronny Scheet is foetsie. Mauwerik rukt zijn kop als een vogel naar links, naar rechts, en wederom: geen spoor meer te bekennen van de kerel die gebukt gaat onder de naam Ronny. Of is hij chocolade aan het inslaan in dat smikkelpand? Hij tuurt nu zelf van over de straat door dat raam heen. Daarna haast hij zich als een springbok naar de overkant. Net wanneer hij met verstolen blikken naar binnen boort, de zoete duisternis van de winkel in, gaat met enig zilveren getingel de deur open. Het mooiste meisje van West-Europa verschijnt, weliswaar met konijnenoren getooid en de opperste lip met snorharen beschilderd. Er piepen twee gespierde melkwitte billen van onder haar chocoladekleurige rokje, gestut door net zoveel adembenemende kuiten, die ook nog eens de omgekeerde beweging maken: deze lekkernij heeft benen tot onder haar oksels, zodat haar gezicht haar schaamstreek wordt. Mauwerik hapt naar adem en valt bijna van zijn krukken. Dan bedenkt hij dat het bijna Pasen is. Jazeker: konijnen, klokken. Zingen in kerken. Halleluja.  

‘Meneer?’
‘Ja?’
Hij vindt zich nog te jong om met meneer aangesproken te worden. Daar wil hij iets grappigs aan doen, maar ze is hem voor.
‘Eitje?’
Dan ziet hij dat ze een mandje torst, waarin chocoladen eieren liggen.
‘O, ja, graag.’
Hij plukt een wit eitje uit het nest en mikt het in zijn smikkel. Dat vergt enig gejongleer met zijn stutpalen.
‘Komt u niet binnen een kijkje nemen?’
‘Eh… ‘
‘Ronny Aelscholvers is er ook. Hij maakt een gedicht dat we met chocoladen letters hier vanaf zondag aan het raam zullen hangen. Kent u de stadsdichter? Ronny Aelscholvers?’
‘Eh… ‘
Mauwerik slikt de chocoladedooier eensklaps in zijn geheel door.
‘Hij komt wat inspiratie opdoen. Gaat u gerust naar binnen. Hebt u kinderen?’
‘Ik heb nog geen koters gemaakt, maar als jij wil… ‘
‘Meneer!’ doet ze guitig.
‘Ik ben ook dichter. Een veel betere dan… dan die rijmelende paashaas die momenteel in jullie winkel is.’
‘Maar ik ben de paashaas! Ziet u dan niet… ‘
‘O, ik dacht dat je een konijn was. Ik wens je evenveel kinderen toe als er eitjes in je mandje liggen. Maar nu moet ik ervandoor huppen, lief kind. Geen tijd. Kijk: ik maak zelf een eisprong.’
Zijn krukken gaan de hoogte in.
‘Mama… !‘ roept het eimeisje plotseling richting deur. Heeft ze het tegen hem? Wil ze inderdaad onder feestelijk klokgelui van Pasen de moeder van zijn kroost worden? Zie: daar doet zich andermaal een oorstrelend getingel voor. Er verschijnt echter een ouder hoofd in de deuropening van de zoete winkel, zodat hij punt-komma punt-komma punt-komma punt-komma ijlings tikkend en tokkend en slepend en schrapend het hazenpad kiest.

Hij hoopt dat scheetpoëet Aelscholvers hem wel en niet gezien heeft. Wel: zijn weigering om naar binnen te gaan en belangstellend kennis te nemen van diens ‘project’. Niet: zijn zinloze oversteek als gekke huppelaar is ook een nederlaag. Mauwerik Goethals krijgt een bittere chocoladesmaak in zijn smikkel. Hij moet die wegspoelen. Het dichterschap is een harde business.  


02

‘Daar staat een ouwe snoeper aan het raam te gluren,’ wijst de fijnbesnorde Annika.
‘We hebben hier wel vaker van die zoetgluurders,’ knikt haar ma.
‘Zoetgluurder! Mooi woord voor in een gedicht,’ zegt Ronny de stadsdichter van Walrijk. ‘Mag ik niet vergeten. Sommigen liggen languit te lurken aan de tepels van de consumptiemaatschappij, anderen hangen platzak met hun neus vastgevroren aan etalageramen.’
‘Een diepe gedachte, meneer Aelscholvers. Fraai gezegd.’
‘Zeg maar Ronny.’
‘Ronny.’
‘Ik ken die snuiter anders wel, hoor,’ zegt Ronny mededeelzaam. ‘Hij stond daarnet aan de overkant van de straat… te gluren.’
‘Hij loopt met krukken, zie ik.’
‘Het is de dronken dichter uit de Siberiëstraat. Hij moet weer eens gevallen zijn. Ze noemen hem Risky Whisky.’
‘O, een rijm. U bent echt wel dichter!’
‘Drinkt hij?’
‘Ja, en het is geen melk.’
‘Hij heeft het misschien te koud in de Siberiëstraat,’ oppert Annika.
‘Ha ha.’
‘Geef hem een kop warme chocolademelk.’
‘Of liever een schop.’
‘Annika, breng die man maar eens een eitje,’ beveelt haar ma.
‘Ja ma.’
‘Ook nog een eitje, Ronny?’
‘Wel ja, dat geeft inspiratie.’
‘Eispiratie.’
‘Ha ha.’
‘Annika: vraag ook maar of de kerel binnen wil komen.’
‘Nee!’ doet de stadsdichter scherp, verschrikt.
‘Nee?!’
‘Nee: dan… dan zal hij naar mijn chocoladegedicht informeren. En dat moet zondag een primeur worden. Geen pottenkijkers. Vooral hij niet.’
‘Oké dan, dichter. Alleen een eike, Annika.’
‘Ik ga hem nu een eike geven hé,’ zegt Annika. Ze plukt haar mandje van de toog en gaat naar buiten. De stadsdichter kijkt haar benen na.
‘Wordt dat een lang gedicht?’ informeert de zaakvoerster van Smikkel & Wikkel, die zijn verlekkerde blik niet ontgaan is. ‘Zullen we veel chocoladeletters nodig hebben? Of denk je aan een bakoe?’
‘Eh… Een ba… Bedoel je misschien een haiku? Zo’n mager drieregelig gedichtje?’
‘Ja, dat zal het zijn. Of zo’n eh… glimmerik.’
‘Limerick.’
‘Ja.’
‘Ik schrijf meer serieuze dingen.’
‘Fondant of melkchocolade? Witte hoofdletters?’
‘Misschien gebruik ik geen hoofdletters.’
Ronny Aelscholvers buigt zich nu wat voorover om tussen de uitgestalde paasvoorraad chocolade heen de overhandiging van het eike op het trottoir te observeren.
‘Geen hoofdletters?’
‘Soms loopt een modern gedicht gewoon door.’
‘Met allemaal kleine letters?’
‘Met allemaal kleine letters.’
‘Amai.’
‘Ze gaat hem toch niet binnenvragen?’ vraagt Ronny ongerust, terwijl hij zich nog wat meer vooroverbuigt.
‘Zit je daar echt mee?’
‘Hij achtervolgt me de hele tijd. Hij wil zelf stadsdichter zijn. Hij is stikjaloers. Hij gunt het me niet, de dronkenlap.’
‘Ah ja. Hoe heet hij in het echt? Buiten Risky Whisky? Ik heb hem nog nooit gezien. Ken ik hem?’
‘Mauwerik Goethals.’
‘Mauwerik? Wat een rare naam.’
‘Ja, hij heeft die niet gestolen. Rijmt met flauwerik. Met zo’n naam kun je geen gedichten schrijven.’
‘Maar hoe geraakt men eigenlijk stadsdichter, Ronny?’
‘Door goed te schrijven, madame.’
‘Zeg maar Lily.’
‘Lily.’
‘Zijn er nog stadsdichters?’
‘Ja, in andere steden.’
‘Hoeveel zijn er hier, in Walrijk?’
‘Ik ben alleen. Ik bedoel: ik ben de enige.’
‘Is mijn uitstalraam hier wel groot genoeg voor zo’n stadsgedicht?’
‘Dat lukt wel, Lily. Kijk: ik heb al wat op papier gezet.’
‘Wil je het voorlezen? Rijmt het? Ik wil wel weten wat ik aan mijn raam hangen heb.’
‘Eh… Geef me nog een minuutje. Ik moet nog even… ’
‘Ik zie van hier dat het wel een lange titel is.’
‘BIMBAMBEIEREN is de titel.’
‘Zal dat wel op het raam kunnen?’
‘Mm… Misschien wel niet in hoofdletters.‘
‘Er bestaan ook kleine hoofdletters.’
Zaakvoerster Lily monstert het uitstalraam van Smikkel & Wikkel. Op het trottoir heft de zoetgluurder nu zijn krukken op zoals een ijsbeer met zijn voorpoten doet om een gat in het ijs te slaan.
‘Wat denk je? In kleine hoofdletters? Maar… Wat doet die kerel nu… O, mijn dochter roept. Een minuutje, meneer Ael… Ronny.’
Lily haast zich naar buiten.
‘Was er iets, Annika?’
‘Ik dacht plotseling: die slaat mij dood met zijn krukken! Zijn ogen flikkerden zo! Hij zei ook rare dingen.’
Ze kijken de op-en-neer stuiterende Risky Whisky na, tot die om de hoek verdwenen is.
‘Wat zei hij dan?’
‘Dat hij een ei wou leggen in mijn mandje.’
‘Zwijg mij van zoetgluurders!’, zegt Lily hoofdschuddend.
‘Zuurders?’ doet haar paasdochters verbaasd.

 

03

L: Wil je een koffietje, Ronny? Of een kopje cacao?
A: Ja: we krijgen niet elke dag een stadsdichter over de vloer.
R: Wel: graag dat koffietje!
L: Hoe heb je hem het liefst?
R: Inktzwart, Lily, zoals…
L: … dichters hem gewoonlijk drinken hé. Ik heb wel graag een wolkje melk.
A/R: Ha ha.
L: Annika, je weet de Senseo staan hé.
A: Ja ma. Ik huppel al.
L: Misschien kies je dan ook voor zwarte fondant letters, Ronny? Voor het gedicht?
R: Eh… ja… Dat laat ik aan jullie over, hoor. Kenners…
L: En had je niet liever cacaodrank, stadsdichter? ‘Hier schenckt men ook seculatie’.
R: Pardon? Wat is dat? Secu…
L: Seculatie. Oud Hollands woord voor cacaodrank.
R: O, nee: ik hou het bij koffie. Seculatie… : klinkt wel verleidelijk.
L: Ja hé? Zou uit de mond van eh… dinges kunnen komen… uit Chocolat, die film.  
R: Eh… ja… die chocoladevrouw hé? Is het geen Julie of zo? Julie Manoche?
L: Ju… Verdorie… Ju… Ju… ANNICK!
A: JA?
L: HOE HEET DIE VROUW UIT CHOCOLAT? DE FILM?
A: MANON… NEE… JULIETTE BINOCHE.
L: Juliette Binoche.
R: Dat is het.
L: Filmliefhebber?
R: Bah ja.
L: Ik vroeger ook. Maar nu met de winkel… Ik zag graag Allen… eh… allez… die van die psychologische films… En hij speelde ook eens iemand die vlak bij wereldbekende mensen opdook…  
R: Was het niet Allen Woodstock?
L: Maar nee!
A: Voila, de koffie. En de melk voor de mama.
L: Allen… ’t Is toch een Allen… ’t Ligt op het puntje van mijn tong… Toe…
R: Hij is zo bekend.
A: Wie?
L: Van wie de naam zoeken, natuurlijk. Allez… verdorie… die kleine Jood uit New York… dat raar geval…
R: … met die vrouw die… die…
L: … die ik ook niet graag zie spelen…
R: Ik ook niet.
A: Ik ben niet mee.
L: Je weet wel wie hé?
R: Clara?
L: Nee.
R: Tamara… Maria…
L: We zitten op een verkeerd spoor.
R: Woody! Woody Allen! Ik heb het! Woody Allen!
L: Ja!
A: Had dat eerder gezegd!
R: En nu nog die vrouw.
L: Mia? Nee. Of toch. Toch? Mira… Maya…
R: Ik zie eigenlijk geen enkele van hun films graag.
L: Het is alsof ze hun eigen leven spelen.
R: Maar dat liep wel verkeerd af. En films meestal niet.
L: Zeker weten.
R: En er nog dik voor betaald worden ook.
L: Mocht die brillenmans in de ruimte gezweefd hebben, zoals George Clooney, dan zou het voortdurend psychiatrisch geouwehoer geweest zijn.
R: Ik zou het geld van mijn ticket teruggevraagd hebben.
L: Clooney doet dat veel beter. Zonder zwaartekracht. Gewichtloos.
R: En die Patricia dan!
L: Patricia?
R: Eh… Of hoe heet ze… Wullocks? Haar haar was af. Daar in de ruimte.
L: Sandra zul je bedoelen.
R: Ja: Sandra. Bullocks. Of Bullock. Om het even. Bullock.
A: Schoon lijf, Sandra. Zonder konijnenoren en snorharen. En wulloks zijn slakken.
L: Ze was gefotoshopt. Heb je dat niet gezien?
A: Ik voel mij nu ook gefotoshopt.
R: Eh?
L: Heb je haar billen gezien? Vooral bij de landing?
R: Nu je het zegt. Ja: je kon er niet naast kijken.
A: Maar wel ertussen. Er was ruimte in die ruimte.
R: Ha ha!
L: Als een astronaut lang in de ruimte is geweest, en gewichtloos, verliest hij spiermassa. Wel? Ook gezien?
R: Ja ja, nu je het zegt. Ze had precies kikkerbillen.
L: Ik heb het over de billen van Bullock hé.
R: Ah ja. Ja ja. Het viel me ook op.
A: Ze hadden vroeger beter die ziekelijke bril van Allen… van Woody Allen gefotoshopt.
L: Maar dat was zijn handelsmerk. Grote bril. Klein dun ventje.
R: En daardoor groot verstand zeker? Hij bedroog Maya… Mia…
L: Je hebt opvallend veel onderdeurtjes in de filmwereld. Kleine ventjes, grote ego’s.
A: Zoals Maya de Bij… hi hi hi!
R: Maar niet… eh…
A: Wie?
R: Eh…
L: Wie dan? Wie niet?
R: Verdorie, ik ben nu ook zijn naam vergeten. Vroeger kon ik die makkelijk onthouden door een truc te gebruiken. Het lukte altijd. En nu…
L: Welke truc?
R: De letters van een whisky.
A: Eh?
R: Ik dacht JW. Johnny Walker.
L: Ja, en?
L: Maar het is niet JW. Het is…
A: J&B?
R: Ja! J&B!
L: Wie is dat dan?
R: John… John… Nee… Verdorie… Johnny…
A: Een filmster hé? Jeff Bridges?
R: Maar ja! Dat is het! Jeff Bridges! Die van Crazy Heart!
L: Dat is inderdaad geen onderdeurtje.
R: Allen W… Woody Allen daarentegen…
A: Zeg dat wel.
R: En die vrouw… die met hem samenwoonde nadat ze al twee keer getrouwd was… of één keer… Ik wil er van af zijn…
A: Amy?
R: Nee. Eh… Ik ben nu alweer haar naam vergeten. Narrow? Amy? Verdorie toch.
L: Geef mij maar Charlotte Rampling.
R: O ja! Heerlijke vrouw. Op alle leeftijden. Neem nu The Swimming Pool…
A: Met haar tijgerogen.
L: Ze zat ook in Un taxi mauve.
A: Met die acteur met zijn grote pief. Je kon er een brood mee snijden.
R: Eh?
A: Die Franse acteur… Ik zie graag Franse films… Philippe…
L: Finney?
R: Nee, dat is een Brit. Albert Finney. Nee. Philippe… Foiret… Blaiset… Girette… Noiseau…
L: Noiret?
A: Philippe Noiret, ja! Dat is hem!
L: Onthoud het met de chocoladetruc: noir… zwarte chocolade… Gelijkt die Noiret niet wat op Finney?
A: Hm…
L: Fred Astaire reed met die mauve taxi hé.
A: Ja, vreemd genoeg. Hij was plattelandsdokter.
R: Een danser.
L: Charles Aznavour heeft ook nog in een film gespeeld hoor. En die zong.
A: O ja?
L: Ik geloof dat het in een film van Simenon is.
R: Je bedoelt: een film naar een verhaal van Simenon?
L: Ja ja…
R: Georges Simenon zal die film wel niet gemaakt hebben.
A: Waarom niet?
R: Hij had geen tijd. Hij moest het ene na het andere boek schrijven. Hij pakte ook de ene na de andere vrouw, schijnt het. En was hij niet verslaafd aan koffie?
L: Hij rookte alleszins de ene na de andere pijp, ha ha ha!
R: Zoals zijn Maigret zeker?
A: Het pijpen kwam van zijn kant. Je ziet: in de films en de boeken zit er toch altijd wat van de schrijvers zelf hé.
L: Manieren hé, Annika. Dat is hier de stadsdichter van Walrijk.
R: Detectiveschrijvers… Het is me wat. ’t Is altijd de butler of de buur die het gedaan heeft. Al die bladvulling.
L: Maar zonder schrijvers heb je geen film hé.
R: Scenaristen. Koffieslurpende scenarioschrijvers.
A: In de films zijn het de flikken die voortdurend koffiedrinken, binnen en buiten op straat. En in hun auto. Koffie met een dekseltje op.
L: Geef de melk eens door als je wil, Annika.
A: Schrijft Woody Allen zijn films niet zelf?
R: Ik zou het niet weten. Met zo’n bril op zijn pief: waarschijnlijk wel. Is dat halfvolle melk?
L: Ja. Ik koop nooit volle.
R: Wel, ik probeer dat nu ook eens. Ik zit per ‘slok’ van rekening bij de experts van de choco en de koffie hé!
L: Koffie vraagt om wat bewolking.
A: Ja, koffie moet bruin zijn. Alstublieft, Ronny.
L: Ik zie ook liever een film in sepia dan in zwart-wit.
R: Jullie kunnen het weten. Gezondheid!
A: Zou George Clooney echt espresso drinken?
R: Geloof toch die reclame niet!
L: Hij is toch ook maar een mens. Of dinges… die andere bekende… die kaalkop met zijn gevaarlijke ogen… die soms ook in die koffiereclame opduikt…
A: John Malkovich?
L: Ja, JM! Ha ha!
R: Dat is geen bekend whiskymerk hé, JM.
L: Nee, maar het helpt.
R: Suiker verknalt de smaak.
L: Eh?
R: … van de koffie.
L: Ah. Akkoord. Suiker verpest koffie en thee.
R: Ook thee, ja. Het Indische Leger Eet Rijst.
A/L: Hé?
R: Het Indische Leger Eet Rijst.
L: O, een film? Ken ik niet.
R: Nee. Dat is voluit voor H.I.T.L.E.R. Zie je het voor je?
A: Hitler?
R: Ja. H.I.T.L.E.R. is een afko. Een afkorting.
L: Waarvan dan?
R: Wel, dat heb ik net gezegd: Het Indische Leger Eet Rijst.
A: En de T dan?
R: Die drinken ze erna. Heb j’em? Heb j’em?
A/L: Ha ha! Die stadsdichters toch!
R: Goed hé?
A: Een filmgrapje?
R: Nee, zomaar. Hitler… ha ha. Thee. Dit is lekkere koffie.
L: Hij heeft traag gedrupt.
R: Ik zal vanavond weer niet in slaap geraken.
A: Het Senseoapparaat moet eens een beurt krijgen. Het rochelt als een oude apotheker na gebruiksdatum. Net of er iemand zit te hoesten in de keuken.
R: Toch is de koffie bijzonder lekker. Ik wil er best wel wat slaap voor laten.
L: Veel vrouwen laten hun slaap voor George Clooney en zijn espresso’s.
R: Zo adembenemend is hij nu ook weer niet. En die oude Schot met dat spraakgebrek…
L: Sean Connery?
R: Hoe kom jij nu zo vlug op zijn naam?
L: SC… Die slissende lispelende medeklinkers… Perfectie is saai hé.
R: Ha ja!
A: Wat is er van Connery?
L: Het schijnt dat die de meest sexy man van de twintigste eeuw is. Was.
R: Pff…
A: Als English Patient zou je moeilijk zo’n nominatie in de wacht kunnen slepen.
R: Ha ha. Of als The Elephant Man.
A: Er zou een Oscar voor de lelijkste rol moeten bestaan.
L: Er zijn wel prijzen voor de slechtste rollen.
R: Ja, ik geloof dat Kristin Scott Thomas er zo eentje binnenrijfde.
L: O ja?
R: Ja, voor haar rol of bijrol in Under the Cherry Moon. Ze kreeg er een Framboos voor of zoiets. Het omgekeerde van een Oscar. Maar ze zat later ook in The English Patient.
L: Die heeft anders ook wel een behoorlijk hoog Charlotte Rampling-gehalte, vind ik. Die ogen!
A: Ik zie ze momenteel niet voor mij.
L: Nog wat koffie?
R: Graag.
L: Bakje troost, zegt de Hollander.
R: Ja, ook nog gehoord. Van een zwarte in Breskens.
A: Wat een toeval.
R: Echt waar. Echt gebeurd. Ik vroeg een zwarte koffie in een wachtcafé in Breskens, bij de overzetdienst naar Vlissingen. Bakje troost, asjeblieft, zei de man. Die dus zwart was.
A: I see.
R: Was helemaal geen probleem hoor. Ik dronk toen mijn koffie altijd zwart.
L: Zwartekracht.
R: Ha ha!
L: Heb j’ em helemaal? Gravity! De film met Bullocks! Eh… Bullock.
A: Wauw, je bent goed op dreef vandaag, mama.
L: Komt door de koffie. ‘Geeft je vleugels’.
A: Kennen we hé.
L: Wat deed jij in Zeeland?
R: Er was een voordrachtsessie ergens in Zeeuws-Vlaanderen. Lang geleden hoor.
L: Amai. O… Am… Amy Narrow… Nee! Hebbes! O! Was het Mia Farrow niet? Die van Woody Allen? Die dan later…
A: Ja! Mia Farrow!
L: Je kunt daar gek van worden, van een naam niet te vinden.
R: Ik had toen zelfs een gedicht over koffie geschreven, herinner ik me.
L: Ze beschuldigde hem na hun breuk van kindermisbruik. Er was iets met een adoptiekind of zo…
R: Van koffie kun je liggen woelen, maar ook door het niet-vinden van een naam hé! Oef! Mia Farrow!
L: Ja ja…
A: Cakeje?
R: Waarnaar?
A: Nee nee: een stukje cake? Ik bedoelde niet: keek je?
R: O, ik ben misvormd door te veel films te kijken zeker?
L: Wil je een cakeje? Annika: neem even de doos met cakes.
R: Eentje fietst er wel in.
L: Dat we daar niet vroeger aan gedacht hebben. Je hebt misschien wel honger?
R: Niet op dit uur.
A: Doet me nu denken aan die braakfilm. Sorry, mama.
L: Eh?
A: Waarin iemand ontploft door te veel te eten.
R: Was dat niet iets van John Cleese en zijn bende?
L: Maar er was nog zo’n walgelijke film.
A: Weet je nog welke?
L: De titel ontsnapt me nu helemaal.
A: Hier: vreet wat. Misschien schiet het je te binnen. Of te buiten, hi hi hi!
R: Tiens: ze hebben in Gravity geen tubes in hun mond uitgeduwd. Zie je gewoonlijk in ruimtefilms. Van dat tandpastavoedsel.
L: Inderdaad.
R: Lekkere cake. Niet zelf gebakken hé?
L: Nee nee. Van Soentjes op het Vandaeleplein.
A: Gravity: toch een mooie film hé?
R: Mja…
A: Ik vind het echt mooi. Het is zo… zo…
R: … apart?
A: Eh… ja, eigenlijk wel.
R: Eigenzinnig?
A: Wel eh… ook dat, ja. Nu je het zegt.
R: Het valt soms moeilijk in woorden te vatten wat we voelen.
L: Zeg dat wel.
R: En er zijn ook zoveel meningen als er mensen zijn.
A: Maar wat vind jij er eigenlijk van?
R: Mm… mijn mening doet hier niet ter zake hé.
L: Toch wel hoor! Jouw mening komt op rijm op ons etalageraam!
R: Eh… ik vind het geheel nogal apart. Het heelal is indrukwekkend.
L: En ook eigenzinnig hé? Dat woord heb je daarnet gebruikt.
R: Eh… ja, eigenzinnig is wel een goed woord. En bloedstollend.
L: Tja… zoveel mensen, zoveel meningen hé.
R: Zeg dat wel.
A: Het is maar goed dat er diverse meningen zijn, anders…
R: Ja, anders waren we allemaal grijze muizen.
L: We zouden allemaal hetzelfde deuntje piepen.
R: … of helemaal niet meer piepen. En dat willen we niet, niet?
L: Het is goed dat men uitkomt voor zijn mening.
R: Alleen de ongevraagde en de ongefundeerde meningen zijn uit den boze.
L: Eh… ja. We moeten niet voortdurend met meningen bestookt worden hé. Meningitis is een gevaarlijke ziekte.
R: Het zou daarom beter zijn dat in de bladen en op tv de acteurs en de schrijvers hun mond hielden.
L: Vooral de acteurs. Je neemt me de woorden uit de mond.
R: Men kan namelijk bepaalde zaken kapot menen.
L: Zo is het nog maar eens een keer!
A: Zou Biden koffiedrinken in zijn Witte Huis? Deed Obama dat?
R: Ha ha!
A: Waarom lach je?
R: Ik dacht terug aan mijn zwarte Hollander en zijn bakje troost.
A: O… ja… gesnopen: zwart… wit…
L: Misschien drinkt hij wel thee.
R: Nu denk je toch hopelijk niet terug aan die mop van daarnet?
L: O nee, ik zou niet durven.
A: Zou hij Gravity gezien hebben?
R: Obama? Biden? Wellicht. Elke Hollywoodfilm bazuint de loftrompetten van Amerika. God bless dit en God bless dat et cetera.
L: Ze denken dat ze de kosmos ook bezitten hé?
A: De kosmos?
L: Wel: de ruimte.
R: Ja. Het is allemaal van hen. België en Nederland waren anno 2014 compleet gegijzeld door het bezoek van Obama. Zelfs de kinderdagverblijven in de omgeving van vliegvelden moesten toen gesloten blijven. Ze zouden dat nog niet eens in een film durven te vertonen.
L: Het was een hele vertoning, ja. Is er nog genoeg melk in het kannetje, Annika?
A: Kan het zijn dat er een mug in drijft?
L: Verdorie! Geef eens hier.
A: Ja hé? Ik doe dit weg en haal andere melk. Verdorie.
R: Het wordt beter weer; de muggen zijn er weer.
L: Drinken die dan melk? Dat is nu werkelijk de eerste mug die ik… Ik ben helemaal van mijn melk.
R: Ach…
A: Even andere melk halen.
L: …
R: …
A: Zo. En in een vers kannetje.
R: Wat een service.
L: Clooney droomde van een wodka in zijn raket hé?
A: Ja, maar zij ook: dat hij terugkwam en een flaconnetje wodka openschroefde. Helaas…
R: Die billen zeg…
L: Had je dat dan niet gezien?
R: Maar filmsterren willen altijd zo mager zijn.
A: Ze zouden beter al die dikke Amerikanen naar de maan schieten en ze een tijdlang gewichtloos houden.
L: Ja: de aardbol zou in een klap veel minder gaan wegen.
R: Ze moesten chips en popcorn verbieden in cinemazalen. Dat ellendige gekraak en gesmak vlak achter je!
L: Aparte zalen voor pubers: zo zou ik het oplossen mocht ik de baas zijn.
A: Zo kweken ze hier ook hele generaties obesen.
L: Naar welke film gaan we volgend seizoen zien, Annika?
A: Ze spelen hoogstwaarschijnlijk The Coffee Queen binnenkort.
L: O?
A: Een fairtradefilm over koffieplantages, arbeid, uitbuiting en kapitaal. Cate Blanchett speelt de hoofdrol. Ze heeft het perfecte stel lippen om aan een koffie te nippen.
R: Dat rijmt!
L: Hopelijk verpesten Brad Pitt of Leonardo Di Caprio de film weer niet.
R: Je bedoelt Bad Pritt? En Al Capriole?
L: Die zijn te bekend… te cliché… Ik wil maar zeggen dat overbekende acteurs films kunnen verpesten… door voorspelbaarheid.
R: O: liever koffie verkeerd hé?
L: Bijvoorbeeld.
A: Eventueel met een dode mug erin.
R: Zoiets.
L: Zeg?
R: Ja?
L: Als jij een film zou maken… Ronny… schrijven…: waarover… wat zou dan…
R: Het einde zijn? Waarover het zou gaan?
L: Ja.
R: Misschien nodig ik Jodie Foster eerst op de koffie uit, om haar de hoofdrol aan te bieden in mijn film.
L: … die zou gaan over… ?
R: Eh… hypothetisch… Ik nodig een buurvrouw uit om koffie te komen drinken, samen met enkele van mijn vrienden… vriendinnen. Er is een probleem dat pas op het einde van de film duidelijk wordt. Psychologische oorlogsvoering. Milde dreiging en gevoel van onheil, zoals in de huiskamers van de film The Hours. Virginia Woolf, weet je wel. Levensgevaarlijke gebakjes. Inktzwarte koffie. Veel flashbacks, per koffieslurper. De buurvrouw moet er uiteindelijk aan geloven, maar de ik-figuur blijft onverdacht. Totdat…
A: Ja?
R: Hier moet ik verder over nadenken. En jij, Lily?
L: Ik zou er een slachtpartij van maken. Een historische film, waarbij de ledematen en hoofden van de Engelsen en de Fransen alle windstreken uit vliegen, met veel rondspattend bloed. De geschiedenis is toch maar een bloemlezing van wapengekletter en doodsgereutel.
R: Een soort Gravity, dus? Rondvliegende ledematen door de middelpuntvliedende kracht? Het broertje van de zwaartekracht?
L: Ja.
A: Mijn mama is bloeddorstig. Het is hier niet allemaal koffie wat de klok slaat in Smikkel & Wikkel.
R: Wauw. Ik had eerder verwacht dat je de Max Havelaar zou willen verfilmen.
L: Nou nee hoor. Mijn enige verband met Max Havelaar is Albert Heijn.
R: Ik verwarde die vroeger met Piet Hein.
L: Typisch voor iemand die gedichten schrijft.
A: Nog een scheutje koffie?
R: Mm… Moeten we niet wat aan het werk?
A: Die film zal door je hoofd blijven spoken.
R: Mm… Vooruit dan maar. Zeg, nu we het toch daarover hebben: ik zie wel graag eens een passiefilm.
A: Passiefilm? Porno? Bloot? Erotiek? Stoute stadsdichter! 
R: Nee… ha ha… eh… Golgotha en zo… Je weet wel: het passieverhaal… uit de Bijbel… rond Pasen…
L: Ah ja.
R: Maar ze tonen er dit jaar geen op tv. En we zijn bijna Pasen.
L: Heb je er al op gelet dat de koffiekoppen in de films niet in verhouding zijn?
R: Hé?
L: Dat ze eigenlijk veel groter zijn dan in de werkelijkheid?
R: Nee…
L: Dat heeft met de perceptie van de kijker te maken. Mochten ze gewone koppen gebruiken, dan zouden die dingen belachelijk klein lijken in de ogen van de kijkers.
R: Ah ja? En de coffee-to-go bekers dan ook? Van die agenten?
L: Ja, maar daar heb je vanzelf alle maten in. In die bekers, bedoel ik. Nou: in die agenten natuurlijk ook. Dikke en dunne, hi hi.
R: Starbucks. Ik verlang ernaar om weer eens in de file te staan bij een Starbucks op een vlieghaven.
L: O?
R: Ja. Een veel te dure Starbucks koffie en daarna de lucht in… richting één van die verre koffielanden.
L: In die verre landen zijn ze niet gelukkig met Starbucks hoor.
R: Tja. Moet het allemaal kloppen?
L: Even vragen aan George Clooney morgen.
A: Asjeblieft. Nog een bakje troost. En hier is de wolkjesmelk.
R: En zeggen dat een Ethiopische herder en een abt de koffie ontdekt hebben!
A: O?
R: Ja. Een herder in Ethiopië ontdekte dat zijn geiten opgewonden werden telkens als ze van de rode bessen van een bepaalde struik gegeten hadden. Nieuwsgierig proefde hij uiteindelijk ook even. Hij werd er ook opgewonden van. Hij ging vlug met een handvol bessen naar zijn vrouw, maar die vond het verdacht en gevaarlijk. Dus brachten ze een hoeveelheid van die rode bessen naar het nabijgelegen klooster. De abt vond het des duivels en gooide de bessen in het vuur. Daarop snelden de monniken toe, gelokt door het vuur en opgewonden door de geur en de rook. De abt werd woedend door dat gebrek aan zelfbeheersing en bluste het vuur met water. Toen was het hek helemaal van de dam. Wat had de abt per toeval uitgevonden?
A: Koffie dus.
R: Koffie.  En dit is een koffie naar mijn hand!
L: Wat een passieverhaal!
A: Leve de zwartekracht!
L: Melk?
R: Reeds gehad. Molk.
L: Ha ha!


04

Mauwerik Goethals is het hoekje om. Even blaast hij uit. Vierbenigheid, nou: driebenigheid vermoeit. Na deze pitstop keert hij op zijn stappen terug. Op een kleine steenworp van Smikkel & Wikkel, even voorbij tearoom Repos, bevindt zich volkscafé Telstar. Handelsmerk: grote goedkope whisky’s. Even tanken.

Serpentine en haar vriend Nicotine hangen weer samen aan de toog. De pre-dementionele patron Eddy staat mopperend en mombakkend aan zijn rochelende koffiestroelmachine te rukken. Het zweet parelt op zijn schedel tussen zijn achterover geharkte haren.
‘Godver, als ’t er nu nog ene koffie vraagt… !’
‘Ik wil wel nog een pint,’ mekkert Serpentine.
‘Eerst nicotine,’ snauwt Eddy terug, en hij zuigt zich uitdagend traag te sappel aan een sigaret. Zijn horecabedrijfje wordt in de volksmond het tbc-café genoemd, omdat het één grote gedoogzone voor rokers is, ondanks de controles en de boetes. Er staat een glazen pot waarin rookfooien gegooid kunnen worden – voor een volgende visite van de inquisitie.
‘Nicotine eerst? Zijt ge homo misschien?’
Het hele tbc-café lacht zich hoestend en proestend te pletter. Die Serpentine toch! Nicotine zelf plooit hoofdschuddend zijn mondhoeken in een meewarige grijns.
‘Pas op voor rukwinden, Eddy,’ krast hij dan, maar niemand begrijpt waar dat op slaat. Misschien ook heeft niemand dat gekras gehoord.
‘Risky Whisky,’ constateert Serpentine. ‘Een goeiedag. Nog altijd op vier poten?’
‘Van hetzelfde iedereen. Ik bedoel die goeiedag. En nee: op drie poten, om juist te zijn. Eén been gaat niet.’
Mauwerik parkeert zijn hulpstukken tegen de toog, mikt zijn kont op een vrije kruk en knikt naar Eddy. Die produceert een grijnsgroet terug.

De tv speelt in de hoge linkerbovenhoek van café Telstar. Een bekende politicus wordt in de tribune van een basketbalmatch gespot. Vaste tooghangster Annelieselotte zwaait breedvoerig met haar sigaret boven haar hoofd: ‘Kijk naar die vissenkop! Zoudt ge dat geen stamp in zijn… ‘
De as warrelt over haar eigen zout-en-peperkop. Elk woord van haar lijkt met een kraan uit het diepste van haar ingewanden opgegraven en uitgespuwd. Die haalt zeker het volgende decennium niet meer. Onder welke naam ze begraven of verbrand moet worden, is ook onzeker. De ene dag is het Annelies, de andere heet ze Lieselotte.
‘Annelieselotte!’ onderbreekt Eddy scherp. Hij knikt naar de halfronde zitbank onder de tv, waar het nieuw-samengestelde gezin Van Haemel met het tienjarige kind Antrassity zit.
‘O,’ doet Annelieselotte. Ze slaat haar hand voor mond en vergeet onmiddellijk daarna dat ze dat gedaan heeft wanneer ze met haar andere hand aan haar sigaret wil lurken.
‘Getver, ik kom handen te kort.’
‘Ge moogt er wel een paar van mij lenen,’ grapt Smalle Geboorte. Hij zit aan de kalme kant van de toog, met zijn gat naar de deur die toegang verschaft tot de pis- en persruimte voor de testikelhorde en de gleuvenbrigade.
‘Houdt gij uw handen maar thuis, we weten wel waarom dat gij altijd de wacht houdt bij de deur naar ’t schetenkot,’ zegt Annelieselotte. ‘’t Is daar smal passeren hé, Smalle Geboorte? En uw gat intrekken zoudt gij nooit doen hé?’
‘Annelieselotte!’ onderbreekt Eddy opnieuw scherp, weer knikkend naar het halfronde gezin Van Haemel. Antrassity, zijn ogen groter dan zijn buik, steekt net een volledige Snicker in zijn waffel. Het ding schuift in zijn vreetklep als een rat in een slangenmuil. De vrouw en de kerel zitten gehuld in rook voor zich uit te staren. Eerstgenoemde wacht op haar koffie, laatstgenoemde op een verse pint. De kat Karos van café Telstar krult naast hen op de bank. Boven hun brengt de tv de actualiteit in huis.
‘Ge kunt u kwetsen aan zijn staartbeen,’ grinnikt Serpentine.
‘ … of er in verwachting van geraken,’ vulde Nicotine grijnzend aan.
Smalle Geboorte knikt dwaas triomfantelijk, maar weet niet wat hij daarop moet zeggen.
‘Hier: uw pint.’ Eddy poot het glas voor Serpentine neer.
‘En mijne vent dan?’ reclameert Serpentine. ‘Moet ik hier alleen zitten drinken misschien?’
‘Maar gij vroeg toch nog een pint? En hij niet?’
‘Nee, ik ga een Duvel drinken,’ zegt Nicotine dapper. Hij legt zijn armen op de toog en mikt zijn hoofd er middenop.
‘O: kijk naar meneer!’
‘Nog een Duvel,’ herhaalt Eddy. Hij sloft terug naar zijn tapkranen en zijn koelkasten.
‘Groeien ze plotseling op uw rug misschien?’ sist Serpentine tegen haar vrijer.
‘Ik heb een keer goesting in iets goeds,’ mompelt Nicotine van tussen zijn ellebogen.
‘Ge gaat vanavond dan weer niet weten van welke parochie ge zijt.’
‘Duvel smaakt gelijk engeltjesmelk.’
‘Ge spreekt van nu al met een dubbele tong, gij.’

Mauwerik Goethals krijgt een megawhisky voor zijn neus gezet.
‘Uw rantsoen, Risky Whisky.’
‘Merci. Ook mijn dank is groot.’
‘Hi hi hi,’ doet Annelieselotte.
‘Wat zit gij daar zo dwaas te lachen?’
‘’t Is Rita daar die muilen zit te trekken.’
‘Niet waar!’ liegt de aangesproken Rita. Ze sleurt de rook uit haar sigaret en inhaleert tot in de toppen van haar tenen. Iedereen kijkt toe, wachtend tot de rook weer uit een of ander gat zal komen, maar dat gebeurt niet, want zij kan dat. Weer niet: Rita staat ervoor bekend dat zij haar rook spoorloos in kan slikken. Ze beweert dat ze alzo het milieu spaart.
‘Rita, ge hebt weer uw rook opgegeten,’ constateert Smalle Geboorte.
‘Ik spaar voor een dag mist, Smalle. Dan kunt ge met uw scherp gat en uw brede smoel in uw deelgemeente tegen een kudde overstekende koeien aan knallen.’
‘O la la, al die k’s!’ roept Nicotine. ‘Want vindt gij daarvan, dichter?’
‘K3,’ gniffelt Annelieselotte. De cliëntèle lacht.
Mauwerik haalt zijn schouders op. Hij neemt een te grote slok en voelt de whisky zich brandend een weg banen door zijn slokdarm. Nadat het vuur uit zijn ingewanden verdwenen is, bestudeert hij het gezin onder de tv. Hij heeft ze hier nog nooit gezien.
‘K3,’ gniffelt Annelieselotte nog een keer.

Het hele tbc-café moet wederom lachen. Eddy draaft nu heen en weer met achtereenvolgens een koffie, een pint, een cola en een Duvel. Het gezin Van Haemel ontvangt de gevraagde geneugten geluidloos. Het in een vorig huwelijk verwekte kind Antrassity giet nu grote hink-stap-slokken cola achter zijn Snicker aan. De banden om zijn buik bewijzen dat hij een goede eter is. Ook bloost hij wat. Het nieuw-samengestelde gezin Van Haemel zal hard mogen werken om alle voedertijden van deze jonge snaak te kunnen bekostigen.

‘Er zit weer wat gereed in de lucht,’ deelt Eddy mee, terugkomend van het trottoirterrasje. ‘Weer zo’n aprilgril. Er hangt een wolk boven ons als een boos wijf.’
‘Zie maar dat die niet op uw kop valt,’ grinnikt Serpentine.
‘Ja: een metoriet,’ lacht Smalle Geboorte.
Mauwerik kijkt verstoord op. Hij kan niet tegen taalfouten. Rita is hem voor.
‘Meteoriet, stommeling,’ verbetert ze hem.
‘Als het maar tiet is, ha ha ha, stalagtiet, hottentot, eh… hietentiet… ha ha ha!‘
Smalle Geboorte lacht als enige met overslaand stemgeluid om zijn eigen humor. Deze lachbui versmoort zichzelf in een rochelhoest. Nicotine en Serpentine kijken hem met vernietigende blikken aan, tot de hoestbui helemaal verdwenen is. Dan steken ze ieder een sigaret op, grabbelend uit hun eigen pakje: een Marlboro en een Richmond.
‘Godver, Smalle: ik dacht dat ge d’erin ging blijven. Alzo bassen!’ zegt Mauwerik dan.
‘Ja… ‘ doet Smalle Geboorte met een dun stemmetje.
‘Zoudt ge niet veranderen van merk?’
‘Automerk?’
‘Nee, van sigarettenmerk, onnozelaar.’
‘Ah ja. Bah, ‘k voel mij goed met mijn gedraaide sigaretten. Ze zijn veel gezonder dan die gemaakte brol.’
‘Ge peinst dat, maar ze draaien u juist gelijk de gemaakte de kist in. Uw valdatum nadert.’
‘Ja ja, we moeten van iets dood.’
‘Wij gaan graag van iets anders dood hé, Serpentine?’ lacht Nicotine, zich in de conversatie mengend, en hij kletst uitbundig op haar bil. Serpentine haalt haar schouders op.
‘Ik zou niet weten waarvan.’
Met een lange vrouwenzucht blaast ze de rook uit.

Op de tv begint nu een lange reeks klotefeuilletons waar half Vlaanderen elke dag met holle ogen naar staart, soms tweemaal na elkaar als ze over de nodige machinerie daartoe beschikken. De epidemie van de BV’s begint al vroeg in de vooravond. Het lijkt alsof het gezin Van Haemel op dat signaal heeft zitten wachten. Ze schuiven, onevenredig, ieder een stuk op de halfronde bank op en beginnen met open mond en geheven hoofd naar omhoog te staren, naar de treurbuis hoog boven hun verheven. In het rechterbovenhoekje van deze grote rechthoek bedrijft een inzetdame de begeleidende gebarentaal bij de dialogen.

Dan gebeurt er iets wat gewoonlijk alleen maar in films gebeurt. En toch gebeurt het in het echt, in het tbc-café Telstar in Walrijk. De dichter Mauwerik Goethals is er getuige van.

We zeggen en schrijven klokslag 17:08, valavond. De zakkende zon kleurt het interieur als een oude foto. Serpentine, Nicotine, Rita, Annelieselotte en Smalle Geboorte zijn al geruime tijd onder de olie. De dood loert op ene hanenschree.

WAT HEEFT HET NIEUW-SAMENGESTELDE GEZIN VAN HAEMEL DAN WEL UITGEVRETEN DAT HET ZO ONVERBIDDELIJK AAN ZIJN EINDE MOET KOMEN? WIE GAAT HET ZEGGEN?

 ‘Ewel ja: ’t was een oude tv!’ jammert Eddy. ‘De meesten hebben toch nog een oude tv in huis? Wie had dat nu gedacht… ‘
‘Houtmoeheid: bestaat dat?’ gromt een klant die sedert anderhalf uur vers toegekomen is in tearoom Repos even verderop. ‘Als je ’t mij vraagt: ja, houtmoeheid bestaat. Dat hele onderstel is verdorie naar beneden gekukeld! Zaten er wormen in misschien?’
‘’t Is voor de familiale.’
‘Dat moeten we nog zien.’
‘Ge zijt toch verzekerd, Eddy?’
Eddy zit al een vol uur op een stoel met gezonken hoofd, dat hij alleen maar opheft om er af en toe wat jenever in te gieten. Karos ligt op zijn schoot. Die is van de bank gehupt toen de feuilletonmarathon begon. Dat werd de aanvang van haar negende leven.
‘Maar we zitten wel met drie doden’, zegt Smalle Geboorte. Hij is, net als de anderen, op slag nuchter geworden nadat met donderend geraas die stomme tv met het hele onderstel en toebehoren en nog een groot stuk van de muur omstreeks het vierde uur in de middag naar beneden is gedonderd en met dodelijk effect op het driehoofdige gezin is neergekomen. De nieuw-samengestelde menage Van Haemel werd zowat ogenblikkelijk van het leven beroofd. Het pelsdier Karos kon zichzelf met een magistrale sprong op de valreep redden.
De materiële ravage, vermengd met vlees en bloed, is niet om aan te zien. Na vijf minuten chaos en geroep en getier heeft patron Eddy de hulpdiensten gebeld. Iedereen, hijzelf incluis, is even later door politie en hulpdiensten het café uitgedreven en heeft zijn toevlucht gezocht tot de nabijgelegen horecazaak getiteld Repos, gedreven door Martine Vanneste. Deze naburige patrones vangt iedereen goed op met jenevers. De schok is groot geweest. Af en toe komt een vrouw in blauw en oranje met PSYCH op haar rug even poolshoogte nemen. Gaat het al een beetje? Dat is namelijk niet niks. Blijf hier nog maar even rustig zitten. Dat moet niet onderschat worden. Kan ik iemand bellen? Een jeneverke kan geen kwaad, nee.
Ook in Repos speelt de tv hoog in een hoek, maar uit piëteit durft niemand ernaar te kijken. Geen blik gunnen ze die moordenaar. Er wordt om ter hardst gerookt en dapper gedronken, op weg naar de tweede of derde dronkenschap van die dag. Ook Mauwerik Goethals doet hard zijn best. De omgekeerde acceleratie van whisky naar jenever vormt geen probleem voor hem. Hij heeft Lotte gebeld met het dramatische nieuws. Hij moet hier nog even blijven. Hij mag nog niet weg. Ze zal een biefstuk bakken vanavond, wanneer hij thuiskomt. Niet te veel drinken. Dat het er nog bij kan. Nee. Ja.

‘Ze zeiden zij gelijk nooit niks,’ merkt Smalle Geboorte plotseling op.
‘Wie?’
‘Awel: die drie. Die nu dood zijn.’
‘Natuurlijk niet,’ zegt Eddy. ‘Ze waren doofstom. Heb jij dat dan nooit in de mot gehad, stommeling? Ze zaten de laatste tijd toch af en toe in mijn café?’
‘Maar… ‘ doet Smalle Geboorte. Zijn mond valt letterlijk open.
‘En gij waart vooral aan het woord hé, er kon niemand tussen komen,’ zegt Serpentine.
‘Nooit van liplezen gehoord, Smalle? Gebarentaal?’ vraagt Rita smalend.
‘Zij gaan het alleszins nooit navertellen,’ krast Nicotine.
‘Alle drie doofstom?’ vraagt Mauwerik. ‘Die kleine dikzak ook?’
‘Dat weet ik niet. Die propte alleen maar Snickers in zijn snuit,’ zegt Eddy.
‘Een stomme film,’ mompelt Annelieselotte.

Net wanneer de gemoederen weer verhit raken, arriveren Lily en haar dochter Annika (zonder de paasopsmuk van konijnenoren en snorharen) van Smikkel & Wikkel met twee mandjes chocoladen eieren in tearoom Repos, gevolgd door de stadsdichter Ronny Aelscholvers.
‘Als dat geen passiefilm is!’ laat die zich ontvallen.
Mauwerik Goethals knikt gelaten. In tijden van drama worden vijanden handlangers.
‘Drie vliegen in een klap,’ murmelt hij tegen de stadsdichter.
‘Een stomme film,’ mompelt Annelieselotte nog eens. De tranen springen in haar ogen.
Er passeren nu weer loeiende ambulances.
Mama en dochter delen eitjes uit, terwijl Martine V. de vlot geheven kelkjes telkens weer met jenever vult. Haar aanbod om gratis croque-monsieurs te maken, wordt met een wezenloos hoofdschudden afgewimpeld. Wanneer Lily met haar uitgestoken mandje zoets nadert, barst Annelieselotte nog maar eens in tranen uit. Nicotine struikelt bij zijn moeizame tocht naar de toiletten over Mauweriks krukken en moet nog verzorgd worden voor een bescheiden hoofdwonde. Rita werkt zeven paaseieren na elkaar naar binnen, op smaak gebracht door de rook van Kentsigaretten, omgespoeld met jenever.

Rita bis, de vrouw van Eddy, komt rond achttien uur van haar dagelijks werk in de Buda Building terug. Ze schrikt zich een hoedje wanneer ze de turbulentie rond Telstar ziet. Met een hart als een doodsklok wordt ze door PSYCH naar tearoom Repos geleid. Zet u maar, mevrouw. Het kan nog een tijdje duren. Uw man is hier ook al, ja.
‘En Nicotine heeft er ook van!’ wijst Rita bis ontzet.
‘Rustig maar. Hij is over iets gestruikeld. Hier: een jeneverke voor de zenuwen,’ sust Martine.
‘Eddy?! Eddy toch!! Hebt gij iets??’
‘Ja Rita, ik leef nog, zoals ge ziet.’
‘Zwaartekracht,’ fluistert Annika in Ronny’s oor. ‘Gravity. Dat we het daarnet over gehad hebben!’
‘Wat zeg je daar?’ Ma Lily wil het ook weten.
‘Zwaartekracht. Gravity,’ herhaalt Annika.
Ronny knikt gewichtig. Hij plukt een jenever van het blad op het centrale tafeltje.
‘En ik met mijn bloederige film… ‘ zegt Lily. ‘Brr… ‘
‘Dat wordt zeker geen prettig gedicht aan het Smikkelvenster, Ronny?’ oppert Mauwerik plotseling hardop. ‘Je zult er een rouwbericht van moeten maken.’
‘Ik zal voor u wel iets voor die jenever moeten rekenen,’ zegt Martine tegen Ronny.
‘Nee, ja,’ doet de stadsdichter.
En dan barst Annelieselotte in een hartverscheurende huilbui uit.
Dat vat de dag goed samen.

 

05

Na het tv-drama in tbc-café Telstar heerst verslagenheid alom in provinciestad Walrijk, al hoort deze drenkplaats duidelijk niet thuis in het kringetje van serviceclubs, cultuurintello’s en ander chic tuig van de samenlevingsrichel. Burgemeester Fran Dendooven komt zich persoonlijk vergewissen van de televisiedood van het gezin Van Haemel.
‘Nee, het is geen fictie,’ verwoordt schepen Roderick Debruyne met een wrange grijns.
‘Het is pure reality,’ papegaait even later de burgemeester tegen een journalist van De Bazuin van het Zuiden.
Eric van de Telstar staat er zwijgzaam knikkend bij. Hij heeft zijn haar gewassen, maar woorden schieten te kort. Zijn echtgenote Rita bis is onzichtbaar. Ze schuwt momenteel de media.
‘Ze waren dan nog doofstom ook,’ is het enige wat hij kwijt kan aan Pieter Lanssens, scribent van de kolommen Wat Verkeerd Liep (Ongevallen) en Talrijk in Walrijk (Verenigingsleven) in bovenhavig vermeld blad.  
Vanaf Witte Donderdag likt Telstar zijn wonden. Het pand sluit even de deuren en de tapkranen tot na De Verrijzenis. Op paaszaterdag staan er twee foto’s in De Bazuin van het Zuiden: een met en een zonder mensen.

De halve cirkel Smikkel & Wikkel op het etalageraam lijkt op een doornenkroon waarmee stadsdichter Ronny Aelscholvers getooid is. Hij glimlacht echter. Hij wordt geflankeerd door de zoete vrouwen mama Lily en dochter Annika aka het paaskonijn. Aan het raam achter hem kleven chocoladen letters die een gedicht vormen. Ronny verbergt de tekst grotendeels met zijn bovenlijf. Nieuwsgierige krantenlezers (nou: kijkers) moeten zelf maar tot bij Smikkel & Wikkel komen om uit te pluizen wat de chocolaterie aan poëzie te bieden heeft.
En hoe zit het met de mensloze foto?
Daarop zien we de tijdelijk gesloten horecazaak Telstar. Omdat er binnen drie mensen vermorzeld zijn, poseert niemand buiten voor de gevel. Tact. Piëteit.

Of die poëtische letters op het raam van Smikkel & Wikkel ook te koop zijn, wil Miranda weten. Ronny kijkt haar verbluft aan. Dat hij daar nog niet aan gedacht heeft. Het is de enige zinvolle maar ook de meest eenvoudige vraag die in dat verband gesteld kan worden. Niemand heeft daarover nagedacht. De vrouw van stadsdichter Ronny Aelscholvers dus wel. Ze zou een goede manager van de artiest kunnen zijn.
‘Te koop? Dat zal aan mijn gedicht vreten.’
‘Maar het is dan ook een eetbaar gedicht.’
‘Stel dat de rijke ma of pa van een kroostrijk gezin binnengaat en in één keer… ‘
‘De verkoop van chocolade valt wel stil na Pasen.’
‘Maar zouden Lily en Annika dan niet per letter… ‘
‘Het kan ook per kilo zijn.’
‘Of per woord, ha ha!’
‘Moet jij daar dan niet een percentje op hebben?’
‘Daar zeg je zowat.’
‘Misschien zijn er kleine lettertjes mee gemoeid. Je kunt nog eieren voor je geld kiezen.’
‘Ha ha! Kleine chocoladen lettertjes?’
‘Hagelslag. Muizenstrontjes. Het zoete venijn zit in de staart.’
‘Heb je mijn gedicht eigenlijk wel gelezen?’
‘Eh… ja ja.’
‘Wat is de titel?’
‘Iets met eieren. Spiegeleieren?’
‘Alleen de brandweer en de ambulance gebruiken achteruitkijkspiegelschrift.’
‘Ha ha.’

Wanneer de kerel met de zeis toegeslagen heeft, is humor nooit veraf.


06

Godverdomme. Ronny Aelscholvers herhaalt het, nog krachtiger, tussen zijn opeengeklemde gebit door: godverdomme. Hij daar aan de overkant, met zijn vuurspuwende adem, haat hem wederzijds. Hij doet alsof hij Ronny niet ziet, vooroverleunend op zijn krukken, het bimbambeierengedicht aan het etalageraam van chocolaterie Smikkel & Wikkel in een dampkring van whiskywasem vangend. Kijk naar die zatte hyena. Is hij aan het doen alsof hij het gedicht aan het lezen is? En hebben die krukken eigenlijk nog wel zin? Hoelang loopt hij daar al mee? Dienen die niet eerder om zijn zuiplijf te stutten en staande en gaande te houden dan om zijn kapotte poot te ondersteunen? Ronny verdenkt er hem sterk van. Steekt hij de straat over? Nee. Hij blijft roerloos staan, met dat drankorgel in zijn vizier, diens dronken kop als een bull’s eye in de halve boog van de BIMBAMBEIEREN letters gevat.

Ronny Aelscholvers stopt zijn fotoapparaatje weg en steekt een sigaret op. Hij checkt of er nog meer mensen op straat zijn die zijn chocoladegedicht zullen passeren, misschien lezen. In your face, Risky Whisky! Hier staat de enige echte officiële stadsdichter. Dan fronst hij plotseling verbaasd zijn wenkbrauwen. De vierpotige Goethals is foetsie. Nergens ziet hij de kerel over het trottoir stuiteren. Is dat drankorgel op zo korte tijd de straat uit gehinkeld? Opgelost in de lucht? Ontbonden? Ontploft? Gesmolten?

Ronny rookt in een recordtempo zijn sigaret op. Dan stevent hij op Smikkel & Wikkel af. Misschien is Mauwerik Goethals met snode plannen de chocolaterie binnen getrokken. Koopt hij met voorbedachten rade de belangrijkste woorden uit het gedicht weg. Ronny knijpt zijn ogen halfdicht en inspecteert van ver al het gedicht. Ziet hij dat goed?

AMBEIEN??

Gierende banden gevolgd door een doffe smak. De stadsdichter Aelscholvers is niet meer. De deur van Smikkel & Wikkel vliegt open. Annika en Lily verschijnen, met ontzette gezichten, gevolgd door Mauwerik Goethals. Hij draagt een paaswit papieren zakje met zes chocoladen letters in.

Voorwaar: met Pasen zijn de doden talrijk in Walrijk.

SJORS DNO/JORIS DENOO

joris.denoo@gmail.com

'