ZWAARTEKRACHT

 

01

 

Zaaier Arepo houdt met moeite de wielen.

Zaaier Arepo houdt de wielen draaiende.

 

‘Ik bid u vader, ik bid u vader, gij geneest.’                                                                                                    

                                              

SATOR

AREPO

TENET

OPERA

ROTAS

                                                                                                                         

02

 

Het was in de tijd dat een eerste lichte siddering door het land trok. Midden september passeerde de appelschudder even. Dat gebeurde bijna onmerkbaar, zoals de tijd met de vinger op de lippen door een mensenleven sluipt: een rimpeling, een rimpel. De appelschudder gaf de boomkruinen een luchtkus en verdween dan weer voor een jaar. Al net zo verstolen en onbewaakt verschoten daarna de tinten op het land en in de stad een stukje dieper.

 

Arepo Herfst hield ervan dat het elke dag wat vroeger donker werd. ‘De dagen worden korter,’ zeiden de mensen. Dat was natuurlijk niet echt zo. Dat was een uitvinding van de winteruurwerkmaker. Tijd kon immers alle kleuren aan, ook donkere en grijze en zwarte. Tijd kon je niet inkleuren, ook al probeerden sommigen om de donkere tinten te versieren met lichten, lampen en juwelen, bij voorkeur wanneer de avond ingetreden was. Uitbundige zonnetijdkleuren hadden die uitspattinkjes dan weer niet nodig.

 

Ook Arepo Herfst kreeg in die tijd weer een magenta blos op zijn wangen, want het werd wat kouder. Gelijk met de bladeren die hun bomen loslieten en over het land warrelden, verloren de kruinen de warmte die ze een zomer lang vastgehouden hadden. Arepo vond dat best gezellig. Hij stookte een vuur in de tuin en gooide er de bladeren in die dood wensten te gaan. Het was geen vuur om te treuren, maar om te vieren. Aan takken en bladeren had Arepo geen gebrek. Langs het kanaal waar hij woonde en rond zijn huis was het een groot gehakketak en geblader. Hij hoefde maar te plukken en te kraken, te bukken en te rapen. Bij het knetterende haardvuur gezeten, las hij met gloeiende wangen vele verhalen waar het heerlijk in waaide. Dan hoopte hij dat het buiten ook echt waaide. Soms was dat zo. Je hoorde het in de schoorsteen en aan de luiken.

 

Sedert de luchtkus van de appelschudder had Arepo Herfst alweer heel wat gebladerd. Hoe ‘korter’ de dagen werden, in mensentaal, hoe langer hij opbleef om te lezen en te luisteren. En hoe vroeger de mensen gingen slapen, hoe vaker hij ’s avonds laat nog naar buiten trok om … Maar dat was een groot geheim.

 

Een geheim deelde je niet. Anders was het geen geheim meer. Op een dag in het holst van de herfst deed Arepo iets waardoor zijn leven en dat van een vrouw een andere wending zouden nemen, zeg maar: een hoge vlucht. Die vrouw woonde toen nog alleen in een herfststad aan zee. Met haar zou hij zijn geheim delen.

 

03

 

VOORBEHOUDEN – RESERVE

van: Brugge                    10:29

de: (Bruges)           

 

à: Oostende                     10:46

tot: (Ostende)

 

Groep/Groupe:

ST.-WILLIBRORDUSSCHOOL

 

Classe:                                Plaatsen:

             2                                             57

Klasse:                                Places:

 

Trein:                                  Date:

            19805/830                               30/11/20XX

Train:                                  Datum:

 

                                    NF/NR

 

     Te kleven midden onderaan het venster

     A apposer en bas et au centre de la fenêtre

 

04

 

Dagje uit. Het was leuk om midden in de week een doodgewoon dagje uit te plukken. Sluiswachter Arepo Herfst belde zijn vervanger en stapte op zo’n dagje goedgeluimd naar het station van Kortrijk. Het was nog een flinke ochtendwandeling, onder andere een stuk langsheen het kanaal. Reeds aan het loket bekroop hem het reisgevoel. De trein is immers altijd een beetje reizen. De herfstzon scheen spetterend over de perrons. Het deed pijn aan de ogen, ook voor iemand die ’s avonds in vuren staarde en overdag het licht over het water ketsen zag. Arepo Herfst wachtte tot zijn trein zacht denderend over de sporen onder de overkapping gleed. Blazend en sissend openden de deuren zich. De warmte van mensenlijven buitelde naar buiten en loste zich op in de kruidigheid van de herfst. Hij stapte op en vlijde zich neer in een hoekje aan de schaduwkant. Er was keuze te over. Het compartiment was dun bevolkt. De conducteur kwam iedereen melden dat er op de valreep nog 57 plaatsen gereserveerd dienden te worden vanaf halte Brugge. Deze trein zou immers doorrijden tot aan zee. In Brugge zou een groep scholieren opstappen. Wie daarmee te maken had, moest even verhuizen naar een ander compartiment.

‘Anders wordt het laatste stuk van uw reis erg onrustig,’ lachte de conducteur.

Arepo Herfst lachte terug, maar bleef zitten. Hij zou immers in Brugge al uitstappen. Enkele reizigers graaiden hun bagage bijeen en verhuisden naar een ander compartiment. Op elk raam plakte de treinwachter de reservatiestrookjes voor de Sint-Willibrordusschool. Toen hij na gedane zaken verdween, plukte Arepo een balpen uit zijn binnenzak. Even gluurde hij reikhalzend om zich heen. Toen schreef hij stiekem op de zelfklevende mededeling aan zijn raam: www.arepoherfst.be wenst u een goede reis.

Dat had hij altijd al willen doen: ergens vlug een graffito op schrijven, spuiten of krassen, als een kwajongen. Het voelde een beetje hetzelfde aan als het hebben van een geheim. Dit was dus eens het goede moment. Het leek wat op een graffito zoals je dit ergens in de stad aantreffen kon. Maar dit graffito zou reizen. Op reis mocht je weer wat kind zijn. Dat hoorde bij de vreugde van het reizen. De trein vertrok met een schokje. Arepo Herfst glimlachte en dommelde kort daarna even in, gewiegd door het treinstel.

Zoals het gefladder van een vlinder in Tokio een aardbeving in San Francisco kan veroorzaken, zo zou zijn haastig gekrabbelde wensboodschap de aanleiding vormen tot een aantal gebeurtenissen. Die zouden zelfs jaren in beslag nemen. Maar dat kon Arepo natuurlijk nog niet vermoeden. Hij bevond zich op de richel tussen waken en slapen, wakker zijn en dromen. Zijn oogleden trilden wat. Droomde hij weer dat hij kon vliegen?

‘Ahum ahum,’ deed de conducteur.

‘O, o ja,’ zei Arepo, nu volledig terug uit soesland. Toen zijn ticket gecontroleerd was, bleef hij dan maar wakker. De trein naderde Brugge.

 

Het zou waarschijnlijk wel een mooie dag worden voor de 57 scholieren van de Sint-Willibrordusschool. Ze gingen namelijk naar zee. Op 30 november was de zon uitdrukkelijk aanwezig. Ze dobberde als een vrolijk spiegelei aan de blauwe hemel en perste hier en daar nog wat nevel uit het landschap, na een grijze regenzone van vijftien dagen lang. Net zomer.

Arepo Herfst stapte uit. Op het perron hoorde hij de scholieren kwetteren als blije vogels in de takken van de bomen. Ze zouden naar zee sporen, naar de Koningin der Badsteden. Hijzelf zou een dagje ontspannen kuieren in Brugge, het Venetië van het Noorden.

‘Gelukkig maar dat ik niet verder met die bende te maken krijg,’ dacht Arepo. ‘Scholieren in een trein bijeengedreven kunnen vreselijk veel kabaal maken en het geloof in mensheid en toekomst ernstig beschadigen. En hebben ze zich vanochtend wel gewassen achter hun oren?’  

Arepo vatte zijn tweede wandeling van die dag diep in de herfst aan.

 

05

 

Van: uhb@hotmail.com

Aan: arepoherfst@telenet.be

Verzonden: 01 dec 20XX, 16:48

Onderwerp: rodekool

 

Dag, ik bezocht uw webstek. In de trein naar Oostende (schooluitstap, ‘wereld’lerares) vond ik het adres. Niet onaardig. Ben hevig geïnteresseerd. Wat meer is: ik heb dezelfde vreemde hobby. Kan ik u eens ontmoeten? Zonder tegenbericht via mijn e-mail, graag op 8 december rond 15 uur ergens in uw omgeving. Ik bezoek die namiddag iemand in het ziekenhuis in Kortrijk. Indien onmogelijk, dan kunt u misschien zelf een andere dag voorstellen. Mailt u me ook nog even waar? Hopen dat het stevig waait! Dank u.

UHB

 

Van: arepoherfst@telenet.be

Aan: uhb@hotmail.com

Verzonden: 01 dec 20XX, 20:59

Onderwerp: storm

 

Goedenavond UHB, wie bent u? U maakt me erg nieuwsgierig. Waarom rodekool? Ikzelf heb maar geen spruiten gebruikt als onderwerp. Misschien worden deze raadsels opgelost op 8 december om 15 uur in taverne Darlingen, Handelskaai 7, Kortrijk (aan de Leie). U herkent me via de foto op mijn website. Duimen voor wind inderdaad! Benieuwd & beste groeten:

Arepo Herfst. 

 

06

 

Het regende haaientanden op 8 december. De wereld leek een grote carwash. De late herfstzon was al herinnering. Boven het kanaal en het sluiswachtershuis was een loodgrijs zeil gespannen. In de stad was het gezellig duister, nat en koud. Om elke hoek lag de wind op loer. De stervelingen liepen rond met een bedrukt gezicht, waarop zich nog meer slecht weer afspeelde. Men was ontgoocheld in de weergoden. Auto’s voerden bijna de hele dag groot licht. Al heel vroeg werd het donker. Binnen was overal de verlichting aan. Op de grote weg reden twee auto’s op elkaar in. Namen de mensen wraak op elkaar voor dat barslechte weer? Je zou het haast gaan denken.

Terwijl de wind het hemelwater over de spookachtige stad waaierde, verliet Arepo Herfst het sluishuis nr. 11 aan het kanaal. Hij liep, vrolijk omwille van het prachtige slechte weer, langsheen het open zwembad, over pleintjes en door parkjes naar taverne Darlingen aan de Handelskaai langs de Leie. Het was 14:34. De levende zielen die hij op zijn weg ontmoette, haastten zich ijlings voort, verscholen onder paraplu’s waar de wind hard aan rukte, zich dicht tegen de gevels aan drukkend. Hier en daar flakkerden tv-schermen in etalages en huizen. Vele mensen zaten in de sofa aan topsport te doen. In de hoofdstad was een belangrijke voetbalmatch bezig, voortdurend onderbroken door regenpauzes.

Arepo zwierde met een ruk van zijn hoofd een klis badnat haar uit zijn ogen. Hij duwde de deur van taverne Darlingen open. Op de Leie speelde zich intussen een prachtige blaasjessymfonie af.

 

07

 

‘Unidentified Human Being,’ antwoordde Elise. ‘Of UHB. Dat is mijn computernaam. Een variant van de UFO’s. En rodekool gebruik ik gemakshalve altijd als onderwerp van mijn mails. Ik haat die groente grondig. Is het wel een groente? Eerder een blauwte, of zo.’

Ze haalde diep adem na haar uiteenzetting. Arepo knikte en lachte.

‘Bij mij is het altijd storm.’

‘Aha. Een stormgenoot. Is dat echt je naam: Arepo Herfst?’

‘Jaja’.

‘Ik dacht dat het je webnaam was. Gelukzak, zeg!’

‘Het komt onder andere ook door mijn naam dat ik stormhobbyist ben geworden. Net zo goed heette ik bijvoorbeeld ook Februari.’

‘Ja,’ knikte Elise, ‘dat is inderdaad ook een schitterende stormmaand.’

‘Je bent de ongeveer vijfduizendste bezoeker op mijn webstek.’

‘Heel origineel: een website waar het waait en regent. Prachtig werk. Ik ben blij dat ik die ken. Door zo’n stomme schooluitstap dan nog wel …’

‘Ken je nog stormliefhebbers?’ vroeg Arepo.

Ze schudde van nee.

‘Of toch … ’ zei ze dan, ‘een paar jaar geleden ben ik in de Verenigde Staten geweest bij tornadojagers. Ik had die op National Geographic Channel gezien’.

‘Ja, ook gezien. Indrukwekkend, hé? Daar kunnen we hier alleen maar van dromen.’

Tornadojaagster Elise lachte.

‘Moet je vandaag nu nog naar het ziekenhuis?’ vroeg hij.

‘Nee, er is niemand ziek’, bekende ze. ‘Ik wou met alle geweld de man zien die voor en van de wind leeft.’

‘Haha. Surprise.’

‘Sluiswachten: moeilijk? Lastig? Veel tijd om storm en regen te observeren?’

‘Een droomjob,’ beaamde Arepo. ‘Ik woon en werk vlak bij de Consciencebrug aan het kanaal Kortrijk-Bossuit. Ik heb ook een zijzicht op de Leie. Momenteel zijn er wel werken bezig; die gaan jaren in beslag nemen. Ik kan mijn sluiskantoor even verlaten wanneer ik daar zin in heb. Niemand controleert me. Ik kan drie invallers opbellen.’

‘Veel groen in de omgeving?’

‘Valt wel mee.’

‘Aan bomen en struiken kun je de wind aflezen. Die heb je echt nodig’.

‘Inderdaad. Anders moet je je behelpen met rondfladderende stukken krant, paraplu’s en de haren op de koppen van de mensheid.’

 

Zo voerden op die regendag in december 20XX de ‘wereld’lerares Elise uit Brugge en de sluiswachter Arepo Herfst uit Kortrijk in taverne Darlingen een winderig gesprek. Wie dit toevallig zou horen, kon beiden verdenken van knettergekte. Maar de tapheer in Darlingen, de enige andere aanwezige, leek in een diepe namiddagcoma verzonken, leunend op zijn tapkranen. Zat het weer hier voor iets tussen? Zelfs zijn televisie, hoog in een hoek opgehangen, was niet aan.

 

08

 

Oud-volleybalspeler en ex-internationaal Arepo Herfst bleef langer in de lucht haperen dan iemand anders. Dat kwam niet alleen door zijn uitzonderlijke kracht bij het opspringen, maar ook door zijn droom te kunnen vliegen. De supermacht zwaartekracht hield hem minder lang in zijn greep dan een andere sterveling: Arepo beschikte over een zeer intense afsprong en de gave om even te zweven. Naargelang van het aantal doorgevoerde trainingssessies werd dat alsmaar meer, langer, hoger. Bovendien ‘dreef’ hij op een sterke fantasie: alsmaar verder, gedurfder. Het duurde dan ook niet lang of Arepo Herfst kon vliegen als een vogel: eerst in zijn dromen, daarna in deze elementaire wereld. Het opstijgen bij stormweer was een van de hoogtepunten uit zijn bestaan op de aarde, deze blauwe plek in het heelal. Het was ook zijn geheim. Uiteraard.

Dat alles vormde ook het onderwerp van de bekentenis die sluiswachter Arepo Herfst in de late namiddag van 24 december aflegde aan windfanate Elise Rubens in de stille badplaats Adinkerke. Sedert het begin van de maand was het al die tijd – gelukkig – prachtig slecht weer gebleven. Er stond een gezellige bolle wind en het regende gezwind. De kuststadjes waren spookachtig leeg. De schaarse wintertoeristen waren misnoegd weer naar hun binnenlanden vertrokken, met uitzondering van enkele ramptoeristen.

 

Arepo Herfst en Elise Rubens hadden die dag afgesproken op de meest westelijke plek aan de Belgische kust.

‘Kan ik dat ook leren?’ was de voor de hand liggende allereerste vraag van Elise. Ze leek niet eens in hoge mate verwonderd. Dat zinde hem wel. Arepo glimlachte en gesticuleerde even als in een Italo-Americano maffiafilm.

‘It takes time,’ articuleerde hij breedvoerig.

‘Pas in januari moet ik weer voor de klas. Tijd zat dus,’ zei Elise.

‘And talent,’ vervolgde Arepo.

‘Ik heb nog waterpolo gespeeld,’ antwoordde ze.

‘And fantasy,’ voegde hij eraan toe.

‘Zoals de zwarte monnik die in een droom van Tsjechov over de velden vloog!’ riep ze.

‘Oké, it’s a deal!’ besloot Arepo daarop.

 

09

                                                     ALLADIN

                                     ALLIANTIE VAN ADINKERKE

 

Opgesteld 25 december 20XX bij zuidwestenwind en 4° Celsius tussen Arepo Herfst (Kortrijk) en Elise Rubens (Brugge).

Hierboven genoemden A & E verbinden zich ertoe de gave van het ontsnappen aan de zwaartekracht nooit ofte nimmer aan derden mede te delen, noch in een toestand van nuchterheid, noch in die van euforie of dronkenschap, noch in het kader van een weddenschap, noch in dat van vertrouwelijkheid of onvoorziene intimiteit, noch via de middelen der fictie, noch ten behoeve van de wetenschap. Bij een dergelijk verraad neemt de zuivere helft van ALLADIN het recht in eigen handen ten opzichte van de loslippige helft.

Getekend (te Adinkerke):

A & E

 

Het was een streng contract waar beiden zich in konden vinden.

 

10

Storm! Regen! Tempeest! Het werden prachtige winterweken. Arepo Herfst belde zijn invallers en nam al zijn vakantiedagen op; Elise onderging de hare gewoon beroepshalve. Dat gebeurde in het uiterste westen van een verlaten Belgische kust, waar de kans op wind het grootst was, met af en toe een oversteek (bij wijze van oefening) naar het zuiden van Engeland. Dag na dag, nacht na nacht maakte ALLADIN vorderingen. Op het stille, uitgewaaide strand van Adinkerke trainden Arepo en Elise intens. Botsingen met meeuwen vormden een frequenter probleem dan het ontwijken van de schaarse ramptoeristen en het warweerwerk in verband met een vliegerend kind. Als al eens iemand Arepo en Els zeilend en wiekend in de lucht opmerkte, vormde dat geen probleem, want heden ten dage werd overal van gesprongen en boven gevlogen: zeeën, bergen, dalen, sneeuw, ijsschotsen, gebouwen. En dat met steeds minder middelen, totdat uiteindelijk alleen nog het menselijk lichaam overschoot. Niemand verwonderde zich dus over een voorbij wiekend of overvliegend lijf zonder hulpstukken. Aan kusten is men ook over veel minder vlug onthutst dan in claustrofobische binnenlanden.

 

11

 

Enkele jaren later zetten Elise en Arepo een kind op deze wereld. Hij had kruidnagelbruine haren en een ondiepe navel. Toen hij zes jaar werd, gebeurde er iets vreemds tijdens het ontbijt. Hij kreeg een fikse schok in zijn linkerschouder. Daardoor zwiepten zijn linkerarm en –hand onverwacht naar voren. Zijn vork (hij at graag eieren met spek) prikte hem gemeen in de keel. Een glas spatte op de keukenvloer uiteen. Zijn bord zeilde gek over de tafel. De dokter zei dat het niet erg was. Hij schreef een plastic vorkje voor. Maar na die eerste schok kwam er een tweede. En een derde. Vele andere volgden, dag na dag. Telkens stonden Elise en Arepo als aan de grond genageld, met hun beide voeten op aarde, deze blauwe plek in het heelal. Van vliegen was geen sprake meer. Soms viel de jongen van de trap. Of van zijn fiets. Ook zwemmen en gymen werden een probleem. Soms verwondde hij zich. Door het vele vallen moest hij telkens opnieuw ergens gehecht worden. Elise en Arepo kochten een grote voorraad plastic vorken en messen. De jongen bleef ook al eens van school weg. Of hij verborg zich. Of hij las stilletjes boeken op zijn jongenskamer in het sluiswachtershuis. Want wat hij had, was helemaal niet leuk. De andere kinderen begrepen het niet zo goed. Sommigen aapten hem na of lachten hem uit. Enkelen probeerden hem een beetje te helpen. Echt ravotten kon hij echter wel vergeten. Ook de knapste dokters stonden voor een raadsel. Elise en Arepo lieten de jongen in vele klinieken grondig onderzoeken. Niets werd ontdekt. De schokken bleven komen: tien, vijftien keer per dag. Geleerde vrouwen en mannen staken via het internet hun licht op overal ter wereld. Het bleef een raadsel. Zelfs het bezwerende Arepo-palindroom hielp niet, ook niet in de palindroomjaren 1991 of 2002.

 

12

 

Toen hij elf werd, veranderde hij van school. Ook daar was hij de jongen met de meeste littekens. Het was een school met vriendelijke meesters en juffrouwen, een prachtige blinde muur en gezellige vergaderingen voor de ouders. In het begin had de jongen het erg moeilijk om zich aan te passen. Er zaten bijvoorbeeld nog kinderen met problemen. Ondertussen was hij ook al een flink stuk gegroeid. (Het gebeurt zelden dat kinderen kleiner worden). Hij had al zoveel boeken gelezen dat hij veel wist over dieren, schilders, Harley Davidsons en graffiti. Dat laatste was een moeilijk woord, maar niet voor hem. De linkerhand van de jongen, die hem al zo lang en zo lelijk parten had gespeeld, en altijd ergens anders heen wou dan de rest van zijn lichaam, zou hem beroemd maken. Hoe dat kwam? Het begon allemaal met de blinde muur in zijn nieuwe school. Die muur was zo blind dat de jongen een spuitbus kocht. Kleur: irisblauw. Op een mooie lenteavond spoot hij IK BEN BOOS op die blinde muur. Het was een kwaad woord, maar een mooi kunstwerk. Bij het derde woord kreeg hij weer zo’n gemene onverwachte laffe schok. Misschien kwam het daardoor dat het graffito er zo heel speciaal opstond. De jongen keurde tevreden zijn werk, enkele passen achteruitzettend. Hij gooide de spuitbus weg en nam een aanloop. Hups! Een flinke sprong en hij hees zich op de muur. Daar had hij al langer dan vandaag trucjes voor geleerd. Schrijlings op de muur gezeten speurde hij de omgeving af. Niemand te zien. De school was ondertussen verlaten. Iedereen was naar huis. Toen viel zijn blik op de villa.

 

13

 

Er was eens een spiegel. Hij had de vorm van een grote traan. Hij stond rechtop tegen de slaapkamerwand in een villa. In de villa woonden een dure heer en zijn dame. Telkens als er zware vrachtwagens over de nabijgelegen weg dreunden, trilde de spiegel een beetje mee. Maar daar gaat het nu niet over. Er was niet veel verkeer in de omgeving van de school en de villa. Alleen om acht en twaalf en één en vier uur was er wat nerveus getoeter en geronk. Er was wel iets aan de hand met die spiegel. Nog nooit waren de dame en de heer erin geslaagd hun gezicht en hun buik in de spiegel te zien. Altijd weerspiegelde die hun nek, hun rug, hun achterwerk en een deel van het weidelandschap daarbuiten, hoe ze zich ook in allerlei bochten draaiden, wrongen of wentelden. Dat gebeurde ook met iedereen die zich wou spiegelen. De villabewoners nodigden namelijk iedere bezoeker in hun slaapkamer uit om het ook eens proberen. De spiegel weigerde echter koppig hun voorkant te weerspiegelen. Zo was er ooit een bezoeker geweest die bijzonder veel van Shetland-truien hield. Tijdens een stormwinter was voor de kusten van Shetland een olietanker gekapseisd. Robben, vogels en schapen hadden onder de ramp te lijden. De man had ijlings dertien Shetland-truien gekocht. Hij vreesde dat er na de ramp geen meer geproduceerd zouden worden: het gras was bezoedeld en de schapen hadden geen voedsel meer. Toen hij als goede vriend van de villabewoners enkele truien in de spiegel wou monsteren, lukte ook dat niet. De spiegel kende geen genade. Voor niemand. Ook niet voor een kerel met dertien nieuwe truien. Vergeet ook niet dat de spiegel de vorm van een traan had.

 

14

 

Op een lenteavond stond de vrouw zich weer wanhopig te draaien en te keren, tot ze haar bovenlijf zowat uit haar bekken had geschroefd. Geen vierkante millimeter gelaat of voorkant gaf de spiegel echter prijs. Plotseling bleef ze stokstijf staan. In het weidelandschap dat door de spiegel werd weerkaatst, zag ze een hoofd op een muur. Dan een lichaam. Daarna een jongen die even paardreed op de muur. Toen hupte hij eraf en naderde langzaam door de weide. Hij stapte als het ware vanuit de spiegel in haar richting. Ondertussen keerde de villaman terug van zijn avondlijk gezondheids-ommetje. Zoals gewoonlijk gluurde hij even het hoekje om, naar de speelplaats van de school.

‘Wel verhippeltjes!’ zei hij dan, toen hij het irisblauwe zinnetje op de blinde muur las. Hij raapte de spuitbus op; die was bijna leeg. Weer bekeek hij het graffito op de muur.

‘Wonderbaarlijk,’ mompelde hij dan. ‘Drie woordjes volstaan.’

Hij spiedde de omgeving af en begaf zich omzichtig naar de muur. Hij onderzocht het boze zinnetje nauwkeurig, van onderen tot boven, van kop over buik tot staart, plus de achtergrond. Want ook die was speciaal. Het was een prachtig kunstwerk van iemand met puur talent. Zoveel was zeker.

‘Hier is Kunst in het spel,’ besloot de man. ‘In de beperking toont zich de Ware Meester, ongeacht de leeftijd.’

Als bekend landschapsarchitect kon hij het weten. In een uiterste hoekje van de blinde muur spoot hij stiekem nog een piepklein graffitootje erbij, met het restje uit de spuitbus. Wat hij er precies op lapte, heeft nu niet het minste belang. Toen ging hij weer over de straatweg en een stuk van de weide naar de villa. De spuitbus hield hij bij zich als souvenir.

 

15

 

De jongen had de weide nu verlaten. Hij stond op straat, bij de villa. Die vond hij heel mooi. Bij de brievenbus aan het hekken bukte hij zich nieuwsgierig. Er hing een klever op. Hoe heetten de bewoners? Hij bukte zich nog dieper.

‘Weerofgeenweer: altijd … ‘

Toen kreeg hij weer zo’n onverwachte gemene laffe optater. Zijn linkerarm zwierde met karatesnelheid naar voren. De jongen verloor zijn evenwicht. Hij knalde met zijn hoofd pardoes tegen de brievenbus aan.

‘Au! Au! Au!’

De vrouw in de villa hoorde gestommel en gegil. Ze sloeg een gordijn opzij en zag de jongen van daarstraks. Hij stond te huilen, met zijn hand als een pleister op zijn hoofd. Ze holde naar beneden, naar buiten. Op hetzelfde ogenblik daagde ook haar man op.

‘Wat is hier aan de hand?’ riep hij.

‘De jongen … ‘ riep de vrouw terug.

‘Ik … ik … ‘ snikte die.

‘Kom vlug mee naar binnen!’

Op de brievenbus en op het tuinpad waren tientallen druppels helderrood bloed gevallen.

 

16

 

In de keuken ontfermden de man en de vrouw zich over het gewonde hoofd van de jongen. Ofschoon ze zelf geen kinderen hadden, slaagden ze erin een pracht van een pleister op het hoofd van de jongen aan te brengen. Hij vergat zowaar de pijn.

‘Maar hoe is dat toch gebeurd?’ vroeg de vrouw vriendelijk.

‘Gevallen,’ antwoordde de jongen bedeesd.

‘Zag ik jou daarnet niet in de wei … ‘

De vrouw zweeg; plotseling kreeg ze een ingeving.

‘Dat is mijn spuitbus die u daar … ‘

De jongen maakte zijn zin niet af. Hij zag dat de man zijn irisblauwe spuitbus in de hand hield.

‘Is dat blauwe verf hier op je … ‘

Ook de man zweeg plotseling.

Toen vroegen ze allebei gelijktijdig: ‘Hoe heet je, jongen?’

De jongen antwoordde: ‘Alladin.’

Toen knikten de man en de vrouw naar elkaar.

‘Kom, Alladin.’.

 

17

 

Boven in de slaapkamer was de ban gebroken. De man en de vrouw keken verbaasd toe. De wandspiegel weerkaatste Alladin perfect zoals hij was: zijn kruidnagelbruine krullen, zijn pleister, zijn gezicht, zijn benen, zijn buik.

‘Is er iets misschien? Bloed ik nog ergens?’ vroeg hij, toen hij de verbouwereerde gezichten zag.

‘Eh… nee hoor.’

Maar ook Alladin zelf keek nu zijn ogen uit. Tot driemaal toe kreeg zijn spiegelbeeld zo’n onverwachte gemene laffe schok vanuit zijn linkerschouder. Maar hijzelf bleef gespaard. Hij bewoog geen vin! Dat kon hij natuurlijk moeilijk aan de villabewoners uitleggen.

‘Is er wat?’ informeerden die nieuwsgierig. Ze merkten zijn beduusde gezicht.
‘Eh… nee hoor.’

Dat was nu precies het probleem: er was geen probleem. Alladin werd door de spiegel perfect weerkaatst. Zijn spiegelbeeld kreeg de schokken te verduren. Hijzelf niet. De vrouw en de man zagen alleen de perfecte weerkaatsing.

 

18

 

Van dan af kreeg Alladin nooit meer van die akelige schokken. Het was gedaan met vallen en bloeden, met dokters, klinieken, pleisters. Alleen zijn littekens bleven. Arepo en Elise waren heel gelukkig. Ze vergeleken hun littekens van hun vliegavonturen met zijn littekens van zijn valavonturen. Vaak zocht hij de villa weer op. Hij geloofde in het begin zijn eigen ogen niet en wou telkens opnieuw zijn spiegelbeeld bekijken. Ook de man en de vrouw wilden telkens opnieuw dat hij zich boven ging spiegelen, want hun of iemand anders was het nog nooit gelukt hun voorkant te zien. Die man was ook een bekend landschapsarchitect. Hij maakte grondiger kennis met Alladin. Ze hadden het vaak over dieren, schilders, Harley Davidsons en graffiti. Nadat Alladin met de kruidnagelbruine haren en de ondiepe navel enkele jaren in de school met de blinde muur had doorgebracht, ging hij samenwerken met de landschapsarchitect. Ze verfraaiden het landschap, de steden, de dorpen en de horizon, zodat het menselijk oog er meer deugd aan beleefde. Op muren en bouwwerken allerhande bijvoorbeeld verschenen schitterende graffiti, linkshandig en irisblauw. Het was allemaal begonnen met een boos zinnetje op een blinde schoolmuur. Overal op aarde, deze blauwe planeet, spoot de jongen met de kruidnagelbruine haren en het helrode bloed met zijn linkerhand de fraaiste irisblauwe tekens en woorden op muren en wanden. Zelden viel hij nog.

Omdat ze al wat ouder werden, gingen zijn verwekkers ook minder en minder vliegen. De zwaartekracht begon ook hen soms parten te spelen. Ze bleven wel van slecht weer houden. Dat vonden ze dus goed. Zo werd alles weer gewoon, doodgewoon. Dat was soms al gek genoeg.

Tot zover de cascade van gebeurtenissen die veroorzaakt werd door een treinmededeling betreffende een schooluitstapje annex bijgekrabbel. Alles is van belang. Alles is waar. Echt waar.

 

SJORS DNO / JORIS DENOO

joris.denoo@gmail.com