COUPABLE

 

01

 

Symcha Ten Cate en Bärbel Urquhart verlieten Crowborough (Windy Hill County) in een wijnrode Cadillac Seville. Met het vallen van de avond stak ook de wind weer op. In de slaapkamer aan Emerson’s Drive n° 17 lag het door hen ontzielde lichaam van Meuniere Rozzemussche, schoolhoofd van Arimathea’s Cross. Nou, zegge en schrijve: ex-schoolhoofd, hedenavond zonder hoofd. Na jarenlang extreem geterg door hun werkgever besloten de leraressen Symcha en Bärbel er een einde aan te maken. Ze ontzielden ten huize van dat onmens zelf het lijf dat in het werkelijke leven aangesproken werd als ‘Meuniere Rozzemussche’ en menig ander leven tot een hel maakte. ‘Ontzielen’ is hier een eufemisme. De bewerkingen die de vriendinnen-collega’s op de vijfenveertigjarige vrijgezel uitvoerden, waren vergelijkbaar met die van de visvrouwen en -mannen aan de vistrap bij de pier van Honthemside-Bay. Daartoe gebruikten ze de in het huis voorradige messen, cutters, scharen en handwerktuigen. Geen gebrek daaraan bij vrijgezellen, dat is bekend. Die denken vaker in termen van ‘te weinig’ en ‘te kort’; ze zijn banger dan anderen dat er hen iets zal overkomen. Daarom halen ze van alles en meer dan voldoende in huis.

 

Uiteraard namen Symcha en Bärbel bij het dissecteren en decaptiveren alle voorzorgen in acht. Ook de timing was uitgekiend. En ze konden het toch niet laten: in de wijnrode Cadillac van het slachtoffer (in hun ogen: dader) zetten ze daarna koers naar Eastcote-Lowland aan de Oceaan voor een zuiverend avondje stappen. Dat ze dit met de auto van Meuniere zelf deden, kon eigenlijk geen probleem vormen. Beiden droegen handschoenen, type ‘contract building’. Bärbel lag onzichtbaar op de achterbank en Symcha (aan het stuurwiel) droeg een alles verhullend clownesk mombakkes. Het was immers French Whacking Day in Windy Hill County: iedereen die buiten kwam, werd verondersteld dit vermomd te doen. Wie herkend werd, kreeg ervan langs met een Frans brood (‘pain français’) in de vorm van een honkbalknuppel en eigenlijk vervaardigd uit de diagonaal opgerolde W.H.C. Gazette, minutenlang ondergedompeld in en doordrenkt met visafvalwater. Dat gebruik stamde nog uit een duistere periode, tijdens dewelke in de marge van de Grote Amerikaanse Gebeurtenissen hier in Windy Hill County Spaanssprekende Sefarden, Franssprekende Hugenoten en Engelstalige kolonisten slaags raakten. Allemaal volk van bedenkelijk allooi ondereen; niemand won.

 

Ter zake. Het onthoofden en fileren van Meuniere Rozzemussche kon bovendien door eender wie voltrokken zijn, want de kerel had in levenden lijve iedereen in zijn korps grondig gepest. Alle docenten en personeelsleden van Arimathea’s Cross zouden dus verdacht worden. En dat waren er een hoop. Voeg daarbij ook nog maar een flink aantal inwoners uit Crowborough.

 

Nadat de leraressen zich ongezien van de Cadillac ontdaan hadden – ze lieten die gewoon achter tussen honderden andere auto’s op de gigantische parkeerplaats van deegwarenhuis Di Laurentiis – zochten ze een eerste drenkplaats om wat te bekomen na gedane zaken. Het werd Noo‘Nyo a Goothmän, bij Guzman. Ze kozen een tafeltje, gingen tegenover elkaar zitten en bleven hun mombakkes op houden.

‘Twee Ricochette-pur-Sang’ commandeerde Bärbel met vervormde stem.

Guzman knikte dat hij het begrepen had, maar herkende ze blijkbaar niet. De taverne was druk bevolkt. De meeste klanten hielden hun maskers op en hun vermomming aan, hoewel de verplichting eigenlijk alleen op ‘buiten’ sloeg. French Whacking Day betekende ook: collectieve dronkenschap. En dat gold voor de gehele county. Daar deed iedereen dapper aan mee. Dat kon je ondanks de maskers merken.

‘Bang?’ informeerde Bärbel met holle stem.

‘Doodsbang’, antwoordde Symcha met een grafstem. Ze zwegen een tijdlang.

Barkeeper Guzman knikte weer toen hij hun Ricochette-pur-Sang bracht, maar slaagde er duidelijk niet in ze thuis te wijzen. Anders had hij uitbundiger gereageerd. Of ànders geknikt. Bärbel betaalde onmiddellijk; daarvoor moesten haar handschoenen even uit. Geen probleem: ze hadden hun ringen wijselijk thuisgelaten. Wel slurpten ze het goedje op via een dubbelriet, want hun maskers wilden ze niet afzetten. 

 

Ofschoon het erg druk was en bijna alle tafeltjes bezet waren, zat er maar één iemand aan de toog, waarschijnlijk een vrouw. Ze was zo dik dat alleen nog de drie poten van haar kruk zichtbaar waren. Haar vlees dijde overal een end uit. Dat had niets te zien met haar vermomming, die zeer eenvoudig was, maar alles met verkeerde voeding en te weinig beweging. Ze droeg een beulskap over haar hoofd en zoog plaatselijk Lowlandbeer uit een halve-literglas.

‘Zie ik ook wat jij ziet?’ vroeg Symcha.

Bärbel keek even om: ‘Jij ziet ook wat ik zie’.      

‘Zij kan daar toch niet veel aan doen?’

‘Toch wel. Ze beheerst zichzelf niet. Het is een aanfluiting voor de slanken, de armen, de ondervoeden, de… ‘

‘Hij is nu al ongeveer een uur dood’.

‘Het kan enkele dagen duren vooraleer… ‘

‘Maar zijn auto bij Di Laurentiis… ‘

‘Er blijven er ’s nachts wel meer staan daar. Inwoners uit het centrum van Eastcote-Lowland gebruiken die als privéparkeerplaats’.

‘Openbare privéparkeerplaats hé… handig’.

‘Daar hebben wij nu ook gebruik van gemaakt’.

‘Moordenaressen… ‘

‘Ieder voor de helft’.

‘Haha’.

Weer keek Bärbel even om: ‘Maken we er een serietje van?’

‘Zoveel vlees in de kuip’.

‘En wij maar doceren over gezond leven, de sluipmoord van vlees, het klavertjevier van de evenwichtige voeding, zoveel percent groente op je bord… ‘.

 

Ze slurpten hun Ricochette-pur-Sang leeg. De markiezen, die overdag hinderlijke zon weghielden, rammelden in de lauwe avondwind.

‘Heb je zin in marrons glacés, Symcha?’

‘Hm… eigenlijk wel’.

‘We hebben wat te vieren’.

‘Ja, het is maar eenmaal French Whacking Day in het jaar hé’.

‘Ja.’

‘Oké, doen’. Ze wenkten Guzman.

‘The same, Guzman, the very same. Et deux portions de marrons glacés s.v.p.’

‘Sure, ladies’.

Guzman commandeerde via gebarentaal richting keukenluik het gevraagde en ging zich daarna zelf over de ricochettes ontfermen.

‘Zou hij ons herkend hebben denk je?’

‘We zitten toch niet op onze gewone plaats hé’.

‘Meestal aan de toog hé’.

‘Nou, whatever’. 

‘Zenuwachtig?’

‘Hm… ‘

‘Er kan toch niks mislopen?’

‘Nee hé?’

 

02

 

Symcha Ten Cate en Bärbel Urquhart, leraressen en thans ook moordenaressen, verlieten de Noo’Nyo a Goothmän. De lauwe avondwind wakkerde aan. Door de Honthemside-Bay Drive, een van de hoofdstraten van Eastcote-Lowland,, holde een ongemaskerde opstandige puber, achternagezeten door drie, vier gemaskerden met geheven knuppel.

‘Pain in the ass!’ brulde een achtervolger op z’n Frans.

‘Dip dip dip!’ herhaalden de anderen immer weer. ‘Dip dip dip! Dip dip dip!’

Twee ervan droegen een verfpot met de gevreesde Death Dip erin, die ze van plan waren over het hoofd van de ongemaskerde vermetele te kappen. Death Dip was een mengsel van rozerood pelikanenbloed, spierwitte vrijdagmelk, Russisch frambozensap en groene mierikswortelpasta (die eigenlijk bij sushi hoorde en vreselijk scherp was). De achtervolgers verloren natuurlijk steeds meer terrein. Symcha en Bärbel bekeken het tafereel tot iedereen om de hoek verdwenen was.

 

‘Zeg, hoe keren we straks terug naar Crowborough?’

‘Geen idee’.

‘Zouden er weer speciale nachtbussen heen en terug naar het hinterland rijden? Vorig jaar met French Whacking Day… ‘

‘Of nemen we de Cadillac weer? Ik heb de sleutels nog bij me’.

‘Nee! En ontdoe je maar van die sleutels. Verdorie, nu staan je vingerafdrukken er misschien op. Je hebt al eens die handschoenen uitgedaan’.

‘Ik kijk wel uit hoor. Ik gooi ze ergens weg waar nooit ofte nimmer een sterveling komt en ik eh… ik dip ze vooraf in Death Dip, hihi’.

‘Beloofd? Niet vergeten hé!’

‘Beloofd. Nee. Ik zweet me te pletter met die handschoenen’.

‘Laten we dan maar op zo’n nachtbus hopen. We kunnen straks die handschoenen ergens ongemerkt achterlaten’.

‘Goed idee. Gaan we naar de Guillotine kijken?’

‘Ik wil wel’.

 

De Guillotine werd elk jaar op French Whacking Day uit de stadsloods gesleept. Het valmes was vervangen door een ongevaarlijke filmversie ervan in beschilderd piepschuim. Elk jaar werd de Guillotine bediend door een burger in beulskap; elk jaar werd een door het lot aangeduide burger ‘onthoofd’. De beul zelf werd door het French-Whacking-Day comité op de avond van de laatste vollemaan voor de bewuste dag gekozen uit een aantal autochtone liefhebbers uit Windy Hill County afkomstig. Viel deze vollemaan toevallig samen met de Day zelf (altijd de tweede donderdag na de eerste donderslag van het zomerseizoen), dan vormde dat geen probleem en bleef dan de zogenaamde voorlaatste vollemaan van kracht. 

‘Kijk: het is verdorie die tweedekker van in de Noo’Nyo a Goothmän!’ wees Bärbel. De dikke vrouw van aan de toog bij Guzman beklom inderdaad het guillotineschavot op de Empty Shell Market. Zij was dit jaar de beul; dat betekende dat zij zichzelf ook kandidaat had gesteld. Een kleine menigte was al rond het onthoofdingstoestel op het vismarktje samengestroomd. Overal flakkerden vuren in ijzeren manden. Enkele leden van het comité hielden korte toespraken in afschuwelijk Engels, gebroken Frans en Oudspaans. ‘Espranglaish’, noemden de Windy-Hillers dit rituele taaltje, met Franse R, en niemand ter wereld kon dit vreemde woord beter uitgesproken krijgen dan zij. Na dit radbraken van drie wereldtalen tegelijk organiseerden ze de lottrekking om het ‘slachtoffer’ uit te pikken. Het betrof een soort van grillige ola die door het publiek golfde, terwijl iedereen zeventienmaal brulde:

‘Tête!’ (x 17)   

Op het achttiende ‘Tête!’ hield de ola abrupt halt. Het mombakkes dat een fractie daarna door de comitévoorzitter met een zaklamp werd beschenen, ergens aan het einde van de ola, was ‘het’. Deze ‘onfortuinlijke’ werd met beheerste Whacking Day-knuppelslagen en onder Frans geroep van ‘Pain in the ass!’ naar het guillotineschavot gedreven. Dit alles gebeurde natuurlijk gemaskerd.

 

Bärbel en Symcha ondergingen de ola en het gebrul. Een sprinkhanige figuur was ‘het’ en werd voorwaarts gestuwd.

‘Mijn beulskap is uit terlenka gemaakt; kreukvrij’, zei de dikke beulsvrouw spottend, toen het ‘slachtoffer’ het trapje besteeg. Ook deze uitspraak vormde een ritueel deel van het French Whacking Day-geheel. Zonder deze mocht het mes niet vallen.

Onder een doodse stilte liet de beulsvrouw even later het piepschuimen mes naar omlaag suizen. Het ‘slachtoffer’ gaf een vreselijke gil toen het ding in zijn nek terechtkwam. De menigte applaudisseerde. Daarna werden de overschotten uit de Death Dip-verfpotten in de opvangmand gegoten, waarin een aantal namaakdoodskoppen-met-scalp lagen, terwijl onder luid gejuich de onfortuinlijke weer bevrijd werd. Dat betekende gelijk het sein voor het afnemen der maskers, het mocht van dan af, maar weinigen deden dit omdat er nog een nacht van drank en wellust volgen zou en men in dat verband liever onherkenbaar bleef. Het opzuigen van drank door rietjes bevorderde de dronkenschap ook in hoge mate. De beulsvrouw trok het ‘mes’ weer op, stapte struikelend van het trapje en stevende op de oesterbar van visboer Jekyll af. Zij had het voorrecht de hele avond en nacht overal gratis te eten en te drinken. Symcha en Bärbel volgden haar, gemaskerd. Aan de oesterbar trok de vrouw de kap van haar hoofd.

‘Getver, het is een vent! Shit! Een teelballentorser!’ zei Bärbel.

‘Bah!’ gruwde Symcha.

 

De beul, niet gehinderd door schraalte, honger, vetzucht of dikheid, ging gezwind tientallen oesters te lijf en ‘washed them down’ met een Franse vin blanc die groen licht afgaf in de avond. Visboer Jekyll deed ondanks deze verliespost gouden zaken met zijn voor de gelegenheid afgeprijsde oesters en zijn Franse wijn. Weldra werd iedereen omstuwd door iedereen. De maskers gingen op en af, in verband met het slurpen van oesters en zwelgen van wijn. Symcha en Bärbel deden dapper mee. Overal in het oceanische stadje stonden dergelijke kraampjes met lekkers uit de zee en overvloedige drank. Allerlei mombakkesen en maskers kwamen en gingen en praatten en bepotelden elkaar en vielen en vraten en zopen en keerden terug en verdwenen weer en lalden met holle stemmen de avond vol. Ook Bärbel en Symcha zwierden en zwaaiden het zeestadje door. Dankzij de maskers werd er laveloos gedronken en oeverloos geluld.

Toen werd het twaalf uur, middernacht, en de visboer met de oesters en de heerlijke Franse groene vin blanc verving zijn ophangbord door Hyde en zichzelf door zijn vrouw en zijn neef en verdween even een halfuur met medeneming van een hakmes zonder dat iemand het merkte. Tevens graaide hij de beulskap mee die eventjes onbeheerd op zijn toog was blijven liggen. De uitverkoren beul-met-dienst was op dat ogenblik zowat zijn eigen darmen aan het uitkotsen via zijn smoel terwijl zijn kont constant snot scheet.

 

03

 

‘Hoi’.

‘Hoi’, deed visboer Hyde verrast, betrapt. Geschrokken zette hij de trapladder weer tegen de reling. Hij had ze niet gezien, in die duistere uithoek. In een reflex trok hij de beulskap van zijn kop. Symcha Ten Cate en Bärbel Urquhart kwamen versuft overeind uit hun dronken omhelzing op het verlaten guillotineschavot. Ze hadden een uur of wat geslapen, cocoonend in de donkerste hoek van de Guillotine.

‘Eh… mooi uitzicht hier over de algehele niet-onthouding’.

‘Ja… of de collectieve niet-geheelonthouding’.

‘Ik had jullie niet gezien’.

‘Geeft niet. Het schavot is van iedereen, haha’.              

‘Haha. Mooi uitzicht, ja, zelfs mét masker hé. Houden jullie dat de hele nacht vol?’

‘Haha’.

‘Wie zijn jullie?’

‘Onbekenden’.

‘Jullie stonden daarnet bij mijn kraam hé? En je kwam terug ook. Een paar keer’.

‘Maybe, fisherman’.

‘Ik stoor toch niet?’

‘Nee hoor. Wat komt u doen? De oesters waren heerlijk, de wijn nog meer’.

‘Merci. Eh… ik verdwijn maar weer. Amuseer jullie, kids. Have safe sex. Ik woon… eh… ik ben…‘

‘Jaja: Jekyll, we know’.

‘On ne sais jamais’.

Visboer Jekyll maakte zich zacht voor zich uit vloekend uit de voeten.

‘Liefje’, fluisterde Symcha.

‘Mijn poesje’, zei Bärbel. ‘Mijn koninkrijk voor een avond als deze, met jou’.

‘We waren in slaap gevallen hé?’

‘Nee, in een coma, darling, hihi’.

Weer verstrengelden ze. Heftig kronkelend bewogen ze over het houten schavotplankier, geaaid door lauwe nachtwind.

 

‘Kutlikkers! Reetkikkers! Bruine flikkers! Oesterteven!’

Geschrokken veerden ze overeind. De vette beul hees zich het trapje op.

‘Waar is mijn kap godverdomme?’

Uit zijn muil en neus dropen kwijl en snot. De vetbanden ter hoogte van zijn buik stulpten over zijn broeksrand.

‘Kap? Kap?’

‘Moet jullie kop er misschien ook af? Het zou de eerste niet zijn vanavond’.

‘Maar die kap… ‘

‘Durf je er zélf onder?’ onderbrak Bärbel snel. Ze stootte Symcha aan.

‘Au!’

Ze krabbelden half overeind.

‘Of je er zelf onder durft!’ herhaalde ze.

‘Onder wat? Onder jou? Met veel plezier’, lalde de vetzak.

‘Je durft niet!’ zei Bärbel. ‘Onder het valmes, schijtlijster!’

‘Nee, weekdier: je durft niet!’ voegde Symcha hem toe.

‘Durven? Pff… ‘

‘Ewel dan… ‘

‘Wat hangt eraan vast?’

‘Seks tot de zon weer opkomt. Dubbele portie’.

‘It’s a deal, reetlikkers!’ De overal uitdijende dikzak waggelde op de Guillotine af en mikte zijn kop en zijn polsen in de half-openingen.

‘Come on!’

Bärbel sprong op en klapte en gespte alles dicht. Dit was het sein voor Symcha. Op handen en voeten kroop ze op de Guillotine toe.

‘Nou, hoe voelt dat, modderzwijn?’

Ze mikte haar vuistje net onder de gigantisch tentoongespreide hammenkont van de beul. Er flitste als het ware een elektrische schok door dat vette lijf. Hij brulde het uit.

‘Dat waren de kloten’, legde Symcha uit.

‘En nu de kop eraf, varken’, zei Bärbel. 

Het valmes suisde wederom naar omlaag. Dit keer lag de snelheid veel hoger.

 

‘Djézes!!!’ riep Bärbel.

‘Gétverdegétver!!’ deed Symcha. Ze sloegen allebei hun handen voor hun mombakkes.

De dikke kop van de beul was in de opvangmand gebuiteld, terwijl het bloed uit de romp spoot. Ontzet staarden ze naar die bloederige voetbal, dan naar het vishakmes dat de plaats had ingenomen van de piepschuim filmversie. Lauwe nachtwind streelde langsheen het onthoofdingstoestel. Vlakbij was er het donker gedonder van de Oceaan.

 

04

 

Visboer Jekyll propte de beulskap in zijn kiel en sloeg zich vervolgens voor de kop:

‘Stommeling! Waarom heb ik, fuck-all-the-fish-in-the-sea, die kap afgezet! Stom, oerstom rund dat ik ben! En beleefd! Belééfd! Typisch middenstander, dedju!’

Even overwoog hij op zijn stappen terug te keren naar de Empty Shell Market. Hij deed het niet: molenwiekend met hun oestermes in de hand maanden zijn vrouw en neef Merlin hem van in de verte al aan tot spoed en hulp. Het was een dronken drukte vanjewelste aan zijn kraam. Maar het getingel van zijn kassa klonk hem ook als muziek in de oren.

 

Even later was visboer Jekyll weer ijverig aan het open wrikken en ontkurken, terwijl zijn vrouw zich verder over de kassa ontfermde. En de wijn bleef rijkelijk stromen.

‘Die beul heeft hier nog ferm van zijn kloten staan maken terwijl je weg was’, deelde neef Merlin mee. ‘Iemand pikte zijn kap’.

‘Ah, pain in the ass, die veelvraat. Hij mocht ook wel eens een paar andere kramen gaan opzoeken, die vette klaploper. Heeft waarschijnlijk nog nooit van zijn leven oesters gegeten of Franse vin blanc gedronken. Nondedju. En?’

‘Hij is nu op zoek, maar daarnet kon hij al bijna niet meer op zijn benen staan’.

‘Ja, begot: hij heeft hier mijn halve kraam leeg gezopen en -gevreten. Kijk, voila: hier ligt dat… dat ding’.

Jekyll bukte zich en plukte de beulskap uit een plas oestersap op de grond.

‘Aha! Zie je wel! Die zotte zatlap… ‘

‘Weg met dat vieze ding’, zei zijn vrouw. Ze griste de kap uit zijn handen en zwierde die in een afvalbak. ‘Voila’.

‘Groot gelijk, vrouwe’, zei Jekyll. ‘Die vetzak werkte dik op mijn zenuwen’.

‘De smerige roggenneuker’, mompelde Merlin.

‘Eh?’

‘Ewel, hoorde je dat dan niet? Of was je al weg? Hij vroeg of we geen rog hadden om mee te neuken’.

‘Bah, Whacking Day! Godver… waar is mijn hakmes? Mijn vishakmes?!’ riep de visboer plotseling luid.

‘Hé?’

‘Ewel… dat grote hakmes… waar is het? Daarnet lag het hier toch!’

‘Eh… niet gezien hoor’.

‘Heb jij het gezien, vrouwe?’

‘Ik? Het mes? Nee’.

 

 

‘Heb je die sleutels nog?’

‘Van de Cadillac? Ja. Ik wachtte tot… ‘

‘Gelukkig hebben we die handschoenen ook nog aangehouden’.

‘Safety first’.

‘Brr… ‘

‘Ja… Ja?’

‘Denk jij wat ik denk?’

‘Zou het lukken?’

‘Met z’n tweeën wel. Knippen en plakken, vrij vertaald: duwen, rollen en vallen’.

‘Ja, en iedereen is nu toch ladderzat’.

‘… en iedereen is beschermd door de maskerade’.

‘Er zit niks anders op hé’.

‘God, jij beeft, zeg!’

‘Jij ook, darling’.

‘Het is niet allemaal onze schuld hé’.

‘Nee… ‘

‘Nee hé?’

‘Het is verdomme de gedroomde kans om er helemaal onderuit te komen! Denk jij wat ik denk? Darling?’

‘Eigenlijk wel hé’.

‘Arme visboer… ‘

‘Vind je? Hij was toch wat van plan?’

‘Misschien zoekt hij ons weer op om ons van kant te maken… lastige getuigen… Maar hij weet niet… ‘

‘Hij noch wij zijn getuige van iets!’

‘Da’s voorlopig waar. Maar we moeten ons haasten, verdorie’.

‘Wat doen we met dat mes?’

‘Eh… wat denk je?’

‘Afblijven hé’.

‘Of course’.

‘Vooruit: actie! Sisters in love… Sisters in crime!!’

‘Pas coupable!’

 

Ze gaven elkaar een stevige knuffel en gingen aan de slag, terwijl in de onmiddellijke verte de alcohol zijn hallucinante werk verrichtte, niet gehinderd door het gezondheidssnot van oesters. De Empty Shell Market zelf lag er al die tijd verlaten bij, gelukkig voor ze. Er woonde niemand rond dit vismarktje, dat bestond uit een halfoverdekte gaanderij, een tiental stenen toonbanken en daaromheen de nu neergelaten rolluiken en vergrendelde poorten van de oceanische neringdoenerij.

 

05

 

In het holst van de nacht, nadat algehele verdwazing was omgeslagen in een diepe collectieve coma, en de alcohol in de bloedbanen van de burgers onrustige roezen veroorzaakte, merkte visboer Jekyll tot zijn verbijstering dat het vishakmes aan de zwaartekracht onderhevig was geweest. Overal lagen bloedspatten. Ook in de mand. Het plankier vertoonde sleepsporen. In paniek grabbelde Jekyll tussen de ongescalpeerde namaakdoodskoppen. Niets. Zijn hart bonkte als een drumstel in zijn ribbenkast. Halfdronken inhaleerde hij diep, tolde even bijna weg uit zijn bewustzijn, deze hel, herpakte zich, wrikte het mes uit het frame, wreef het met een handvol papieren zakdoeken schoon, stopte het met gevaar voor zijn eigen nageslacht tussen zijn kleren en verdween. Dat was allemaal niet nodig geweest mocht hij godverdomme-nog-an-toe die godverdommese kutkap niet van zijn stomme kutkop gerukt hebben een paar uur geleden, voor het aanschijn van die twee… die twee wie?? Die kutlikkers! Verdomde mombakkesen ook. Ze hadden verdomd zijn naam genoemd. Gebakken peren, hij zat met de gebakken peren. Een mens kon toch stom zijn. Zijn stappenplan om die klaploper van een eendagsbeul fijntjes naar de andere wereld te helpen had er nochtans perfect uit kunnen zien; het zou een koud kunstje geweest zijn de zatte dikkerd naar de Guillotine te lokken met de kap als aas en hem uit te dagen ook even te gaan liggen. Wham! The hangman hanged… en hoe!

 

Toen de lauwe nachtwind al kil en kouwelijk door de bijna verlaten straten van Eastcote-Lowland blies, keerde de wijnrode Cadillac Seville voor de tweede keer uit Crowborough terug. Hij nam exact dezelfde plaats in tussen de nu fel uitgedunde auto’s op de parkeerplaats van deegwarenhuis Di Laurentiis. De laatste speciale nachtbus naar het hinterland vertrok om 03.45. Er zaten een vijftiental nachtbrakers op, de meesten gemaskerd. French Wacking Day in Windy Hill County liep ten einde.

 

De volgende ochtend al werd de Guillotine verzegeld; er werden politielinten rond de crime scene gedrapeerd. De bloed- en sleepsporen bleken namelijk van menselijke origine te zijn. En op aangeven van een winkelbediende, die argwaan begon te krijgen en bij het verzamelen van winkelkarretjes op de parkeerplaats bij de Cadillac naar binnen gluurde, werden Meuniere Rozzemussche, schoolhoofd, en Ronny Pentangeli, eendagsbeul, door gemaskerde mannen in vier stukken op de achterbank en in de kofferruimte aangetroffen. De stank was al manifest. In een vuilnisemmer aan Potter’s Lane werd een dubbel paar bouwvakkershandschoenen aangetroffen. Ofschoon dergelijke vondsten zich na French Whacking Day wel meer voordeden, werden ze toch meegenomen voor forensisch onderzoek, vooral toen er bloedsporen op te zien waren.

 

Ten huize van de gewelddadig heengegane Meuniere Rozzemussche wees niets op geweld, voor zover men de toestand kon vergelijken met voorheen. Dat gold ook voor de biotoop van de vrijwillige beul en eenzaat Ronny Pentangeli: een krot in de armzalige Montmommerency Yard. Op het plankier van de Guillotine ontdekte men wel bloed- en sleepsporen in overvloed. Ook de mand liet niet veel meer aan de verbeelding over. Gezien het gewicht en de omvang van Pentangeli moesten er minstens twee daders aan het werk geweest zijn.

 

Men tastte in het duister.

Men stond voor een raadsel.

 

Visboer Jekyll was in de waan dat zijn snode ingreep de oorzaak was van de dubbele onthoofding. Hij had maar op één gehoopt. Anderzijds begreep ook hij er geen snars van. En hij kon er met niemand over praten.

Niemand?

Nadat hij ongeveer tien dagen na de feiten een verknipte anonieme brief kreeg waarin te lezen stond WE KNOW WHAT YOU DID werd hij gek en gekker. Aan de rand van de waanzin hakte hij zich alle vijf zijn linkervingers af. Hij werd tegen zichzelf beschermd en geïnterneerd in Walden Sanctuary in het groene hinterland van Raspbury. Arimathea’s Cross kreeg een nieuw schoolhoofd. Die hield het hoofd koel en leidde de psychose rond de recente gebeurtenissen in rustiger banen. Symcha Ten Cate en Bärbel Urquhart zochten in het begin van de zomervakantie de vrouw van de visboer op. Daarna trokken ze op wereldreis.

 

SJORS DNO/JORIS DENOO

 

joris.denoo@gmail.com

 

Dit verhaal verscheen ook in Kluger Hans 30, themanummer Carnivale (juni 2016)